ECLI:NL:RBROT:2022:10370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
622753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van machineonderdelen en ontbinding van overeenkomst tussen Van Otterloo B.V. en Orion Metal B.V.B.A.

In deze zaak vorderde Van Otterloo B.V. betaling van een bedrag van € 50.916,35 van Orion Metal B.V.B.A. voor geleverde machineonderdelen, terwijl Orion de overeenkomst had ontbonden. De rechtbank oordeelde dat Orion onterecht had ontbonden, omdat Van Otterloo niet in verzuim was geraakt. Orion had Van Otterloo niet in staat gesteld om de rollenset, die niet naar behoren functioneerde, opnieuw te testen. De rechtbank concludeerde dat de levertermijn niet als fatale termijn kon worden beschouwd en dat Van Otterloo haar verplichtingen nog steeds kon nakomen. De rechtbank wees de vordering van Van Otterloo toe en verklaarde dat Orion het resterende bedrag van € 42.750,- moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Orion veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De tegeneis van Orion werd afgewezen, omdat zij geen recht had op schadevergoeding, aangezien Van Otterloo niet in verzuim was geraakt. De rechtbank wees de vorderingen van Van Otterloo in conventie toe en wees de vorderingen van Orion in reconventie af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622753 / HA ZA 21-663
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
VAN OTTERLOO B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.F.P. van Arkel te Rotterdam,
tegen
ORION METAL B.V.B.A,
gevestigd te Bocholt,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.W. Linders te Eindhoven.
Partijen zullen hierna “Van Otterloo” en “Orion” genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2021, met bijlagen;
  • de conclusie met een onbevoegdheidsincident, het antwoord en de eis in reconventie, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met bijlagen;
  • het tussenvonnis in het incident van 26 januari 2022;
  • de akte overlegging stukken in het incident van Van Otterloo;
  • de antwoordakte in het incident van Orion;
  • het vonnis in het incident van 13 april 2022;
  • de brief van de rechtbank van 3 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de akte van Orion, met bijlagen 20 en 21 en een eisvermindering;
  • de akte van Van Otterloo met bijlage 29.
1.2.
Op 21 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met partijen en hun gemachtigden.

2..Waar gaat de zaak over?

2.1.
Orion maakt onder andere stalen steigervloeren en gebruikt voor de productie daarvan een rolvormmachine. Orion heeft bij Van Otterloo een nieuwe rollenset besteld voor deze machine, bestaande uit 20 zogeheten vormrollen, die Van Otterloo zou leveren voor een bedrag van € 71.250,- conform de orderbevestiging van 13 mei 2020 [1] . In september 2020 is Van Otterloo begonnen met het testen van de nieuwe vormrollen bij Orion. Na vier weken testen werkte de rollenset nog niet naar behoren en heeft Orion de machine weer terug omgebouwd omdat zij nieuwe vloeren moest produceren. Van Otterloo heeft Orion in een e-mailbericht van 11 november 2020 [2] gemeld dat zij een aantal rollen wilde aanpassen om de machine goed werkend te krijgen; zij heeft daarvoor twaalf van de rollen die bij Orion lagen, meegenomen. Van Otterloo heeft de twaalf aangepaste rollen op 11 januari 2021 bij Orion afgeleverd en heeft gevraagd wanneer zij het testen kon hervatten. Orion heeft Van Otterloo niet meer gevraagd de rollenset te testen en heeft in december 2020 nieuwe vormrollen besteld bij [bedrijf01] , een concurrent van Van Otterloo. Van Otterloo eist in deze procedure onder andere betaling van het restant van het overeengekomen bedrag voor de nieuwe rollenset. Orion roept de ontbinding van de overeenkomst met Van Otterloo in en eist terugbetaling van hetgeen zij al betaald heeft en schadevergoeding.

3..Het geschil

de eis van Van Otterloo

3.1.
Van Otterloo eist in deze procedure:
- een verklaring voor recht dat Orion tekort is geschoten en/of onrechtmatig jegens Van Otterloo heeft gehandeld;
- betaling van een bedrag van € 50.916,35 (€ 42.750,- aan openstaande facturen voor de geleverde rollenset en € 8.166,35 aan facturen voor andere werkzaamheden);
- schadevergoeding ter hoogte van een in een latere procedure nog nader vast te stellen bedrag;
- de wettelijke rente;
- buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
de tegeneis van Orion
3.2.
Orion eist in deze procedure na vermindering van eis:
- terugbetaling van het bedrag van € 28.500,- dat zij heeft aanbetaald voor de rollenset;
- € 436.773,47 aan schadevergoeding;
- de wettelijke handelsrente;
- proceskosten.

4..De beoordeling

Nederlands recht is van toepassing

4.1.
Van Otterloo is in Nederland gevestigd en Orion in België, zodat de zaak een internationaal karakter heeft. Zoals in het vonnis in het incident van 13 april 2022 is geoordeeld, is deze rechtbank bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. Op de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing, omdat in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden een uitdrukkelijke keuze voor Nederlands recht is gemaakt.
Over de eis van Van Otterloo
Orion mocht de overeenkomst niet ontbinden
4.2.
Orion is niet bereid de facturen van Van Otterloo te betalen en roept de ontbinding van de overeenkomst in, omdat Van Otterloo geen deugdelijk werkende rollenset heeft geleverd. Hierna zal de rechtbank uitleggen dat Orion de overeenkomst niet mag ontbinden en dat zij het overeengekomen bedrag aan Van Otterloo moet betalen.
4.3.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis geeft de andere partij in beginsel de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden [3] . Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is. De rechtbank is van oordeel dat Van Otterloo niet in verzuim is geraakt, gelet op het volgende.
4.4.
Verzuim kan op verschillende manieren intreden, namelijk (voor zover hier van belang):
- door een ingebrekestelling waarin de schuldeiser de schuldenaar een redelijke termijn stelt om na te komen [4] ;
- als de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos is, door een schriftelijke mededeling van de schuldeiser aan de schuldenaar dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld [5] ;
- wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn (fatale termijn) verstrijkt, zonder dat de schuldenaar de verbintenis nakomt, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft [6] ;
- wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten [7] .
Geen fatale termijn
4.5.
Van Otterloo moest op grond van de overeenkomst tussen partijen een nieuwe rollenset aan Orion leveren waarmee Orion de door haar gewenste nieuwe steigervloeren kon produceren. In de orderbevestiging van Van Otterloo van 13 mei 2020 staat: “
Levertijd/testen 8 weken na opdracht, mits een Van Otterloo BV opdracht in Suriname op dat moment gaande is. Nadere afstemming hiervoor zal medio week 24 zijn.” De manier waarop het tijdsbestek waarin de rollenset zou worden geleverd en getest is geformuleerd, vormt een aanwijzing dat partijen niet hebben bedoeld een fatale termijn voor levering overeen te komen; de levertermijn is namelijk afhankelijk van andere werkzaamheden van Van Otterloo en partijen zouden hierover nog nader overleggen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen bovendien verklaard dat de verwachting was dat met het testen van de nieuwe rollenset ongeveer twee weken gemoeid zou zijn en dat de uitvoering van de overeenkomst, zowel wat betreft de inhoudelijk technische punten als de planning, steeds in onderling overleg verliep. In onderling overleg is Van Otterloo vanaf 22 september 2020 gaan testen bij Orion. Na vier weken werkte de rollenset nog niet naar behoren. Omdat Orion door haar voorraad steigervloeren heen dreigde te raken, heeft Van Otterloo het testen afgebroken, zodat Orion weer kon gaan produceren. Orion heeft Van Otterloo per e-mailbericht van 27 oktober 2020 [8] verzocht met een plan van aanpak te komen om de rollenset alsnog goed werkend te krijgen. Gelet op deze omstandigheden had de levertermijn in de opdrachtbevestiging naar het oordeel van de rechtbank niet de strekking om als fatale termijn te gelden en is Van Otterloo niet in verzuim geraakt toen de rollenset na twee weken testen nog niet naar behoren functioneerde.
Orion heeft Van Otterloo ten onrechte niet in staat gesteld alsnog deugdelijk na te komen
4.6.
Na het verzoek van Van Otterloo van 27 oktober 2020 om een plan van aanpak heeft Van Otterloo op 3 november 2020 een bericht [9] naar Orion gestuurd waarin zij aangeeft dat zij (nog) niet kan herleiden waar de “
spanningen in de “kraal” vandaan komen” en dat zij in gesprek is met haar Duitse leverancier. Anders dan Orion hieruit lijkt op te maken, is geen sprake van (tijdelijk) niet kunnen nakomen, een houding waaruit zou blijken dat aanmanen nutteloos is of een mededeling waaruit Orion mocht afleiden dat Van Otterloo tekort zou schieten. Integendeel, uit dit bericht kan worden afgeleid dat Van Otterloo druk bezig was om de oorzaak van de gebrekkige werking van de rollenset te achterhalen en om een oplossing hiervoor te vinden. In haar e-mailbericht van 11 november 2020 [10] stuurt Van Otterloo vervolgens haar bevindingen en een stappenplan naar Orion. Van Otterloo biedt in dit bericht aan (kosteloos) een drietal verbeteringen door te voeren waardoor de rollenset naar haar overtuiging wel deugdelijk zal functioneren. Van Otterloo is op dat moment dus nog steeds bereid haar verplichtingen uit de overeenkomst deugdelijk na te komen en is op dat moment nog niet in verzuim.
4.7.
Orion voert aan dat Van Otterloo vanaf medio november 2020 allerlei extra kosten is gaan opvoeren om tot een deugdelijk werkende rollenset te komen. Dit standpunt is niet juist, zoals hierna wordt uitgelegd.
4.8.
Partijen hebben in de eerste plaats de mogelijkheid besproken om de nieuwe rollenset extern te testen, zodat de productie van Orion niet opnieuw hoeft te worden onderbroken, maar gelet op de extra kosten die dit met zich meebracht, hebben partijen daar geen overeenstemming over bereikt [11] . Van Otterloo hoefde op grond van de overeenkomst ook niet te zorgen voor een externe testopstelling en, zoals hiervoor al is besproken, de verwachte testperiode van twee weken was geen fatale termijn, zodat Orion Van Otterloo in beginsel nog in de gelegenheid moest stellen om de aangepaste rollenset bij Orion te testen.
4.9.
Van Otterloo heeft op 18 december 2020 een voorstel [12] aan Orion gedaan voor uitbreiding van de machine met vijf rolvormstations. Anders dan Orion aanvoert, toont dit niet aan dat de rollenset van twintig rolstations die Van Otterloo Orion heeft aangeboden niet tot een deugdelijk resultaat kon leiden. Van Otterloo schrijft in het e-mailbericht van 18 december 2020 namelijk: “
dat de reproduceerbaarheid van het “superprofiel” (FRS177) niet naar wens is” en “
Ik ben van mening dat dit eerder gecommuniceerd had moeten worden want met weliswaar een aanzienlijke ingreep, zijn er andere opties mogelijk”. Hieruit kan worden afgeleid dat de uitbreiding van de machine met vijf rolvormstations te maken had met een (ander) probleem waar Orion mee kampte, namelijk de ‘reproduceerbaarheid’ van het profiel en niet met het aanvankelijke doel om lichtere steigervloeren te maken met minder materiaal.
4.10.
Van Otterloo heeft de twaalf aangepaste rollen op 11 januari 2021 bij Orion langsgebracht en heeft Orion per e-mailbericht [13] van dezelfde datum gevraagd: “
Moet Van Otterloo BV één dezer dagen een monteur inplannen?”, naar de rechtbank begrijpt om de aangepaste rollen te installeren. Orion heeft hier niet op geantwoord. Per e-mailbericht van 18 januari 2021 [14] vraagt Van Otterloo opnieuw wanneer zij het testen kan hervatten. Orion antwoordt hierop per brief van 27 januari 2021 [15] dat Van Otterloo tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat Orion Van Otterloo een termijn van acht dagen geeft om “
een voor beide partijen voldoening schenkende regeling tot stand te brengen.” [naam01] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat Orion hiermee bedoelde dat zij een “financieel arrangement” met Van Otterloo wenste. [naam02] van Van Otterloo heeft Orion op 3 februari 2021 bezocht en heeft toen geconstateerd dat de rollenset niet meer aanwezig was bij Orion. De rollenset was verplaatst naar de firma [bedrijf01] , een concurrent van Van Otterloo, met wie Orion al op 23 december 2020 een overeenkomst had gesloten voor het leveren van een nieuwe rollenset.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat Van Otterloo heeft geprobeerd de door haar geleverde rollenset deugdelijk werkend te krijgen door twaalf rollen aan te passen en dat Orion haar niet meer in de gelegenheid heeft gesteld om de aangepaste rollenset te testen. Orion stelt dat zij dit ook niet meer hoefde, omdat Van Otterloo al in verzuim verkeerde doordat zij de rollenset niet werkend heeft gekregen. Bovendien kon Van Otterloo volgens Orion geen deugdelijk werkende rollenset opleveren; Orion heeft namelijk van drie andere rolvormspecialisten die zij heeft geraadpleegd te horen gekregen dat het gewenste profiel nooit geproduceerd kan worden met twintig rollen maar dat daarvoor vijfentwintig tot dertig rollen nodig zijn. Dit standpunt onderbouwt Orion echter niet, zodat niet kan worden vastgesteld dat de oplossing die Van Otterloo had bedacht (aanpassing van twaalf rollen) niet tot het gewenste resultaat zou kunnen leiden. Omdat Orion Van Otterloo niet meer in staat heeft gesteld deze oplossing uit te proberen, is Van Otterloo niet in verzuim geraakt en is Orion dus niet gerechtigd om de overeenkomst te ontbinden.
Conclusie
4.12.
Dit betekent dat Orion de overeenkomst moet nakomen en dat zij het overeengekomen bedrag van € 71.250,- aan Van Otterloo is verschuldigd. Zij heeft al
€ 28.500,- betaald, zodat nog een bedrag van € 42.750,- resteert. Dit bedrag is ook opeisbaar. Overeengekomen is namelijk dat Orion 30% van de koopsom zou voldoen bij levering van de rollenset. Dat was in september 2020 en Van Otterloo heeft hiervoor op 23 september 2020 een factuur verstuurd. De resterende 30% moest Orion betalen na acceptatie van het profiel. Omdat Orion Van Otterloo niet in staat heeft gesteld alsnog deugdelijk na te komen, is zij in schuldeisersverzuim geraakt. Van Otterloo hoefde daarom niet te wachten met het factureren van het laatste deel van de koopsom totdat Orion zou overgaan tot acceptatie. Van Otterloo heeft het resterende bedrag van € 21.375,- op 4 februari 2021 gefactureerd en de betalingstermijn is al lang verlopen, zodat ook dit bedrag opeisbaar is. De rechtbank wijst daarom het totale restantbedrag van € 42.750,- voor de rollenset toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de uiterste dag van betaling.
De factuur van 7 december 2020 voor een bedrag van € 3.411,35
4.13.
Van Otterloo eist betaling van haar factuur van 7 december 2020 voor werkzaamheden die zij in opdracht van Orion heeft verricht. Orion erkent dat zij deze factuur moet betalen maar beroept zich op opschorting. Omdat is vastgesteld dat Orion het overeengekomen bedrag voor de rollenset aan Van Otterloo moet betalen, kan zij geen beroep doen op opschorting en wijst de rechtbank het bedrag van € 3.411,35 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De factuur van 7 december 2020 voor een bedrag van € 4.755,-
4.14.
Van Otterloo eist ook betaling voor het assisteren bij het ombouwen naar het oude profiel. Orion betwist dat zij deze kosten aan Van Otterloo moet betalen, omdat de reden voor het terug ombouwen van de rolvormmachine is dat de rollenset na vier weken testen nog niet voldeed. Van Otterloo heeft niet nader onderbouwd waarom zij meent recht te hebben op vergoeding van deze kosten. Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze werkzaamheden onder het testen van de nieuwe rollenset en mocht Van Otterloo hiervoor geen aparte kosten in rekening brengen. Dit deel van de vordering van Van Otterloo wordt daarom afgewezen.
Geen verklaringen voor recht
4.15.
Van Otterloo eist een verklaring voor recht dat Orion tekort is geschoten in de nakoming van de gesloten koopovereenkomst. Zij licht dit niet nader toe. Omdat Orion in deze procedure wordt veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst (namelijk: betaling van de restant koopsom), ziet de rechtbank niet in wat het concrete belang van Van Otterloo is bij de gevraagde verklaring voor recht en zal deze worden afgewezen.
4.16.
Van Otterloo eist ook een verklaring voor recht dat Orion onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Zij stelt daarvoor dat:
- Orion Van Otterloo in haar eigendomsrecht heeft beperkt door de rollenset naar een directe concurrent van Van Otterloo te verplaatsen, terwijl de eigendom daarvan niet is overgegaan op Orion, omdat Orion de koopsom niet heeft betaald, en
- Orion geheime en bedrijfsgevoelige informatie van Van Otterloo, te weten tekeningen, beschrijvingen en modellen, heeft doorgespeeld aan een concurrent.
Ook deze verklaring voor recht wordt afgewezen. Als een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, moet de rechter ervan uitgaan dat eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is [16] . Van Otterloo heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij schade lijdt door de beperking van haar eigendomsrecht en Orion wordt nu bovendien veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst, zodat de eigendom van de rollenset op haar zal overgaan. Ook heeft Van Otterloo niet aannemelijk gemaakt dat zij schade lijdt door de gestelde overdracht van tekeningen, beschrijvingen en modellen van Van Otterloo aan een concurrent. Deze stukken hebben namelijk enkel betrekking op de specifiek voor Orion ontworpen rollenset voor het produceren van steigervloeren en, zonder nadere toelichting, valt niet in te zien dat het risico bestaat dat [bedrijf01] duplicaten zal gaan maken van deze specifieke rollenset.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
Van Otterloo heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt een bedrag van € 1.236,61 toegewezen.
De proceskosten
4.18.
Orion krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De rechtbank stelt deze kosten aan de kant van Van Otterloo tot vandaag vast op
€ 245,91 aan dagvaardingskosten, (€ 85,81 dagvaarding + € 135,- akte van uituitreiking +
€ 25,10 kosten aangetekende verzending), € 2.076,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris voor de advocaat (2 punten x € 1.114,- tarief). Dit is totaal € 4.549,91. Voor kosten die Van Otterloo maakt na deze uitspraak moet Orion een bedrag betalen van € 255,- (conventie en reconventie). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Over de tegeneis van Orion
Orion heeft geen recht op schadevergoeding
4.19.
Zoals hiervoor is vastgesteld, mocht Orion de overeenkomst niet ontbinden omdat Van Otterloo niet in verzuim is geraakt. Dit betekent dat Orion ook geen recht heeft op schadevergoeding van Van Otterloo, want ook hiervoor geldt dat de schuldenaar pas schadevergoeding aan de schuldeiser moet betalen als de schuldenaar in verzuim is komen te verkeren [17] . De eis van Orion wordt daarom afgewezen.
De proceskosten
4.20.
Orion krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. Omdat de tegeneis van Orion voortvloeit uit de eis van Van Otterloo, ziet de rechtbank aanleiding de helft van het aantal punten aan salaris voor de advocaat toe te kennen. De rechtbank stelt de proceskosten aan de kant van Van Otterloo daarom tot vandaag vast op € 3.214,- aan salaris voor de advocaat (0,5 x 2 punten x € 3.214,- tarief).

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Orion om aan Van Otterloo te betalen een bedrag van € 46.161,35, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag
vanaf 30 dagen na de respectieve factuurdata tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Orion om aan Van Otterloo te betalen een bedrag van € 1.236,61 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 17 juni 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Orion in de proceskosten, aan de zijde van Van Otterloo tot op heden begroot op € 4.549,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Orion in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Orion niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de eis van Orion af,
5.7.
veroordeelt Orion in de proceskosten, aan de zijde van Van Otterloo tot op heden begroot op € 3.214,-,
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.2474

Voetnoten

1.Productie 3 bij dagvaarding
2.Productie 13 bij dagvaarding
3.Artikel 6:265 lid 1 BW
4.Artikel 82 lid 1 BW
5.Artikel 82 lid 2 BW
6.Artikel 83, aanhef en onder a BW
7.Artikel 83, aanhef en onder c BW
8.Productie 12 bij dagvaarding
9.Productie 14 bij conclusie van antwoord
10.Productie 13 bij dagvaarding
11.Producties 16 en 17 bij dagvaarding
12.Productie 18 bij dagvaarding
13.Productie 15 bij dagvaarding
14.Productie 19 bij dagvaarding
15.Productie 20 bij dagvaarding
16.HR 27-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:760
17.Artikel 6:74 lid 2 BW