ECLI:NL:RBROT:2022:10482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
ROT 22/2400 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft opposante verzet aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank van 19 oktober 2022, waarin haar beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit beroep was ingesteld naar aanleiding van het uitblijven van een beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen na een verzoek om herbeoordeling. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat zij onbevoegd was om te oordelen over het verzoek tot het verstrekken van dossierstukken en had het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk verklaard.

In het verzet voert de gemachtigde van opposante aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is verklaard. De gemachtigde stelt dat het besluit van 28 april 2022, dat betrekking heeft op de compensatie van opposante, niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. Dit besluit was rechtstreeks naar opposante gestuurd in plaats van naar haar gemachtigde, waardoor deze pas later op de hoogte was van het besluit. De gemachtigde betoogt dat het recht op een dwangsom nog steeds doorloopt.

De verzetrechter heeft de vraag te beantwoorden of de uitspraak van 19 oktober 2022 terecht zonder zitting is gedaan. De verzetrechter concludeert dat er twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak, gezien de argumenten die in verzet zijn aangevoerd. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet gegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2400 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2022 op het verzet van

[naam opposante], te [vestigingsplaats], opposante

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung).

Inleiding

Opposante heeft beroep ingesteld vanwege het uitblijven van een beslissing van Belastingdienst/Toeslagen (toenmalig verweerder) na een verzoek om herbeoordeling.
Bij uitspraak van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank zich gedeeltelijk onbevoegd geacht en het beroep van opposante gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

De uitspraak van 19 oktober 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot haar conclusie gekomen dat zij onbevoegd is om te oordelen over een verzoek tot het verstrekken van dossierstukken en heeft het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk verklaard.

Het verzet van opposante

2. In verzet voert de gemachtigde van opposante aan dat het beroep niet-tijdig beslissen ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Op 28 april 2022 heeft de toenmalig verweerder een besluit genomen (over de compensatie van opposante) dat volgens rechtspraak [1] niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De gemachtigde van opposante stelt dat de uitspraak namelijk ten onrechte rechtstreeks naar opposante is verstuurd, in plaats van naar de gemachtigde. De gemachtigde van opposante is pas met het verweerschrift op de hoogte geraakt van het besluit van 28 april 2022. Om die reden loopt het recht op een dwangsom volgens de gemachtigde van opposante nog steeds door.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposante bij de uitspraak van 19 oktober 2022 terecht zonder zitting is afgedaan. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt het volgende. Op 28 april 2022 is een besluit genomen waarin een definitief compensatiebedrag van € 46.766,- is vastgesteld. Dit besluit is rechtstreeks naar opposante verstuurd en niet naar haar gemachtigde. Gelet op wat in verzet is aangevoerd (over de wijze van bekendmaking van het besluit van 28 april 2022) is bij de verzetrechter twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak van 19 oktober 2022.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Opposante verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:605, onder 3.3.