ECLI:NL:RBROT:2022:10623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
10135374 VV EXPL 22-414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte en huurbetalingen in kort geding

In deze zaak heeft SND I B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde01] en anderen, met als doel de ontruiming van een woning aan de [adres01] en het voortzetten van huurbetalingen tot aan de ontruiming. SND stelt dat [gedaagde01] de woning illegaal onderverhuurt, geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde, en schade heeft veroorzaakt door illegale sloop- en verbouwingswerkzaamheden. De gedaagden betwisten deze beschuldigingen en stellen dat er geen sprake is van wanprestaties.

De kantonrechter, M.C. van der Kolk, heeft de zaak behandeld op 9 november 2022. Tijdens de zitting zijn de standpunten van beide partijen besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het bestaan van een spoedeisend belang voor SND moeilijk te onderbouwen is, vooral gezien de onduidelijkheid over wanneer SND op de hoogte was van de bouwkundige werkzaamheden die door [gedaagde01] zouden zijn uitgevoerd. SND claimt dat de woning op 5 september 2022 in onbewoonbare staat was aangetroffen, terwijl de werkzaamheden al in februari 2021 zouden zijn begonnen.

De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vordering van SND te onderbouwen. Er is niet aangetoond dat [gedaagde01] de woning daadwerkelijk heeft onderverhuurd of dat er sprake is van schade aan de woning. De kantonrechter wijst de vordering van SND af en veroordeelt SND in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 498,-. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat SND de kosten moet betalen ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10135374 VV EXPL 22-414
Datum: 9 november 2022
proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

SND I B.V.,

vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.A.M. Jansen te Amsterdam,
tegen:

1. [gedaagde01] ,

zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen Nederland of daarbuiten,

2. zij die verblijven in de onroerende zaak staande en gelegen te [adres01] ,

gedaagden,
gemachtigde: mr. T. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘SND’ en ‘ [gedaagden01] ’ genoemd.
Aanwezig is mr. M.C. van der Kolk, kantonrechter, bijgestaan door mr. J. Ista, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
aan de zijde van SND,
- [naam01] , bestuurder,
- de heer mr. C.A.M. Jansen, gemachtigde,
aan de zijde van [gedaagden01] ,
- de heer mr. T. Rhijnsburger, gemachtigde,
- [gedaagde01] ,
- [naam02] , zus van [gedaagde01] ,
- [naam03] , buurman van [gedaagden01]
De kantonrechter gaat over tot de mondelinge behandeling.
De zaak is met partijen besproken. Daarbij hebben partijen hun standpunten ten aanzien van de door de kantonrechter voorgelegde vragen nader toegelicht. De kantonrechter heeft de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

De gronden van de beslissing

1.1.
SND vordert dat [gedaagden01] de woning aan de [adres01] ontruimen en tot het moment van ontruiming de huur blijven betalen, met veroordeling van [gedaagden01] in de proces- en nakosten met rente. Aan die eis ligt – kort gezegd - ten grondslag dat [gedaagde01] de woning illegaal onderverhuurt, zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft, illegale sloop- en verbouwingswerkzaamheden verricht en schade heeft veroorzaakt. Hij gedraagt zich kortom niet als goed huurder, aldus SND. [gedaagde01] en ook de anderen die in de woning verblijven zijn het niet eens met de eis en betwisten dat [gedaagde01] voornoemde wanprestaties heeft gepleegd.
1.2.
Of SND een spoedeisend belang bij haar eis heeft, is lastig vast te stellen. Het bestaan van een spoedeisend belang hangt immers in grote mate samen met de bouwkundige werkzaamheden, die zwaarwegend zijn voor SND, omdat zij zich op het standpunt stelt dat deze werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd. Onduidelijk is alleen wanneer SND ermee bekend geworden is dat [gedaagde01] bezig was met het verbouwen dan wel renoveren van de woning. In de dagvaarding voert SND aan dat zij de woning in onbewoonbare staat hebben aangetroffen op 5 september 2022, terwijl tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen dat de bouwkundige werkzaamheden na een huisbezoek al ruim anderhalf jaar daarvoor, in februari 2021, zijn aangevangen.
1.3.
Nog los daarvan geldt dat naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd niet vast is komen te staan dat [gedaagde01] de door SND gestelde wanprestaties daadwerkelijk heeft gepleegd. Dat betekent dat zelfs als SND een spoedeisend belang zou hebben, de eis alsnog zou worden afgewezen om de volgende redenen.
1.3.1.
Niet voldoende vast is komen te staan dat [gedaagde01] de woning heeft onderverhuurd, omdat de stellingen van SND op dit punt niet overeenkomen met de door [gedaagden01] in het geding gebrachte verklaringen van onder meer diverse familieleden van [gedaagden01] Er is daarom nader bewijs nodig om vast te kunnen stellen wat er daadwerkelijk gebeurd en verklaard is tijdens het huisbezoek door Buro Veerkracht op 18 februari 2021.
1.3.2.
Hetzelfde geldt voor de bouwkundige werkzaamheden. Onvoldoende duidelijk is of bijvoorbeeld sprake is van een ingrijpende renovatie waar vergunningen voor nodig zijn en of de werkzaamheden wel correct zijn/worden uitgevoerd, maar ook wat de oorzaak van de ontstane vertraging is. De beoordeling van de vraag of [gedaagde01] schade aan de woning heeft toegebracht respectievelijk of hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft (gehad), hangt hiermee sterk samen.
1.4.
Al het voorgaande wijst er op dat nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering noodzakelijk is om vast te kunnen stellen of [gedaagde01] de gestelde wanprestaties heeft gepleegd en of deze omstandigheden ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigen. Een bodemprocedure is daarvoor de aangewezen weg, nu de kantonrechter in dit kort geding niet kan vaststellen hoe waarschijnlijk het is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst op de genoemde gronden zal worden toegewezen. De kantonrechter kan niet vooruitlopen op een dergelijke beslissing en daarom wordt de vordering van SND in deze procedure afgewezen.
1.5.
SND krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagden01] tot vandaag vast op € 498,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 498,- tarief). Voor kosten die [gedaagden01] na deze uitspraak maken, moet SND een bedrag betalen van € 124,- (1/2 punt x € 498,- tarief met een maximum van € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In deze uitspraak hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
1.6.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt SND in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden01] tot vandaag vastgesteld op € 498,-.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de kantonrechter is ondertekend.
43416