7.4.In dit geval is de rechtbank niet meer bekend dan dat 11 bezwaarschriften in een hoorzitting op 3 juni 2021, via Teams, zijn behandeld, dat de hoorzitting in totaal 39 minuten en 37 seconden heeft geduurd en dat van de behandelde bezwaren er één gegrond is verklaard, namelijk dat van eiseres. Niet gebleken is dat meer bezwaarschriften gegrond zijn verklaard, dat de bezwaarschriften veelal dezelfde gronden bevatten en/of dat de gemachtigde verweerder heeft ‘bestookt’ met zeer veel bezwaarschriften.
De zaak van eiseres is dus anders dan die van de zaken die de Hoge Raad in 2015 beoordeelde (ECLI:NL:HR:2015:2990 en ECLI:NL:HR:2015:2794). Daar ging het om enkele duizenden soortgelijke zaken van de één en dezelfde gemachtigde van verschillende belanghebbenden. Dat vormde de basis om af te wijken van het Bpb. Ook in de door verweerder aangehaalde uitspraken van gerechtshoven uit 2014 en 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4775 en ECLI:NL:GHARL:2016:696) was sprake van meerdere tientallen bezwaarschriften, waarvan er ook tientallen gegrond werden verklaard. De zaak van eiseres ziet slechts op één gegrond bezwaar, van de 11 bezwaren die op de hoorzitting zijn behandeld.
Ter zitting is gebleken dat tijdens de hoorzitting in ieder geval het eigen verkoopcijfer aan de orde is geweest, zoals door eiser genoemd in het aanvullende bezwaar van 7 april 2021.
De rechtbank kan niet vaststellen wat precies is gezegd tijdens de hoorzitting, omdat verweerder het hoorverslag niet heeft overgelegd.
Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb, dat afgeweken kan worden van de forfaitaire regeling uit het Bpb. Aan de gemachtigde van eiser komt daarom op grond van het Bpb een heel punt toe voor de hoorzitting.
Overigens vindt de rechtbank dat de (tamelijk omslachtige) manier waarop verweerder voorrekent en uitlegt dat hier sprake is van een volgens hem onredelijk uurtarief te zeer afbreuk doet aan het forfaitaire karakter van de regeling van het Bpb.
8. Al hierom is het beroep gegrond. Wat eiseres verder heeft aangevoerd bespreekt de rechtbank daarom niet. Overigens kan de rechtbank nog wel zeggen dat zij geen grond ziet voor het oordeel dat verweerder de hoorzittingen bewust kort houdt om zo de hoogte voor een eventuele proceskostenveroordeling te drukken.
9. Zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen, komt aan eiseres voor de bezwaarfase 1 punt toe voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 269,- en wegingsfactor 1. Het tarief van € 269,- geldt per 1 januari 2022 . Volgens de toelichting bij die wijziging is er geen overgangsrecht. Die wijziging heeft dus onmiddellijke werking. Dit betekent dat de bestuursrechter, die na de inwerkingtreding van de wijziging zelf de proceskostenvergoeding moet berekenen, de nieuwe tarieven toepast. De totale proceskostenvergoeding in bezwaar is daarom € 538,-. Verweerder heeft in de bezwaarfase al proceskosten vergoed tot een bedrag van € 397,50, zodat verweerder nog is gehouden de resterende € 140,50 aan eiseres te vergoeden.
10. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 0,5). Voor de ‘conclusie van repliek’ kent de rechtbank geen vergoeding toe omdat eiser die conclusie op eigen initiatief heeft ingediend.
Dat een bedrag van € 759,- per punt moet worden gehanteerd blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 23 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1284). Omdat in beroep enkel de hoogte van de proceskostenvergoeding in geschil is, ziet de rechtbank aanleiding een wegingsfactor van 0,5 toe te passen (zie ook ECLI.NL:GHARL:2013:CA0903 en ECLI:NL:GHARL:2013:CA0903).