Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 juli 2022, met producties;
- het e-mailbericht van gedaagde van 15 juli 2022 (conclusie van antwoord), met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder E.S.A. Wiggers, een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens een openstaande factuur voor de verkoop van drie graafmachines. De factuur, gedateerd 10 februari 2021, vermeldt een totaalbedrag van € 90.750,-, waarvan gedaagde € 65.750,- heeft betaald. Eiseres vordert het resterende bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2022 was gedaagde niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van eiseres wel aanwezig was.
Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat zij de graafmachines van een derde partij had gekocht en dat zij al € 25.000,- aan deze derde partij had betaald. Eiseres heeft echter toegelicht dat de derde partij de machines onbevoegd had verkocht en dat de koopovereenkomst tussen eiseres en gedaagde pas na deze ontdekking tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet ter zitting is verschenen en de toelichting van eiseres niet heeft weersproken.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betaling door de derde partij niet kan worden geweigerd door eiseres op grond van artikel 6:30 BW, en dat deze betaling in mindering komt op het verschuldigde bedrag. De kantonrechter heeft de openstaande hoofdsom vastgesteld op € 20.000,-, met bijkomende kosten en rente, en gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 23.174,27 aan eiseres. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.517,33. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.