ECLI:NL:RBROT:2022:10863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
10158181 \ VV EXPL 22-436
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming re-integratieverplichtingen door werkgever met verstek

In deze zaak, die op 25 november 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Scheffelaar Klots, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiser, werkzaam als Project Engineer, heeft zich op 8 april 2022 ziekgemeld en stelt dat gedaagde haar re-integratieverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om de re-integratie op te starten, maar gedaagde heeft hier niet op gereageerd. Het UWV heeft in een deskundigenoordeel geconcludeerd dat gedaagde onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft geleverd. Eiser vordert onder andere dat gedaagde wordt veroordeeld om haar re-integratieverplichtingen na te komen, het verschil in loon te betalen en een voorschot op het loon te verstrekken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en heeft gedaagde veroordeeld om haar verplichtingen na te komen. De vorderingen zijn in aangepaste vorm toegewezen, waarbij de kantonrechter rekening heeft gehouden met de noodzaak van een consult met de bedrijfsarts voordat verdere stappen kunnen worden ondernomen. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en een dwangsom voor het geval zij niet aan de veroordelingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10158181 \ VV EXPL 22-436
datum uitspraak: 25 november 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. B.A. Scheffelaar Klots (LegalGuard),
tegen
[gedaagde01] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna “ [eiser01] ” en “ [gedaagde01] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 3 november 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 17 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw te Dordrecht met [eiser01] en zijn gemachtigde besproken. Er is niemand verschenen namens [gedaagde01] .

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is op 1 maart 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde01] in de functie van Project Engineer. Zijn laatst verdiende maandsalaris bedraagt € 4.501,50 bruto. In de arbeidsovereenkomst is de cao Metalektro van toepassing verklaard.
2.2.
Op 8 april 2022 heeft [eiser01] zich ziekgemeld.
2.3.
[gedaagde01] heeft [eiser01] bij brief van 29 november 2021 bericht dat zij heeft besloten de arbeidsovereenkomst stop te zetten vanaf 1 december 2021 (met een opzegtermijn van vier maanden). [eiser01] heeft zich bij brief van 20 januari 2022 hiertegen verzet en [gedaagde01] verzocht om de re-integratieverplichtingen na te komen. [eiser01] heeft ook daarvoor en daarna meerdere keren tevergeefs [gedaagde01] verzocht om de re-integratie weer op te starten.
2.4.
Op 1 april 2022 heeft [eiser01] voor het laatst een gesprek met de bedrijfsarts gehad. De bedrijfsarts heeft toen geadviseerd dat [gedaagde01] en [eiser01] eerst met elkaar gesprekken moeten voeren over de stand van zaken en de bedoeling van het proces en de invulling van Wet Verbetering Poortwachter.
2.5.
Op 3 mei 2022 heeft [eiser01] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV en het UWV gevraagd zich uit te laten over de vraag of [gedaagde01] voldoende doet om hem weer aan het werk te helpen. Het UWV heeft in haar deskundigenoordeel van 8 juli 2022 overwogen dat het haar niet is gelukt om in contact te komen met [gedaagde01] . De conclusie van het UWV is dat de re-integratie-inspanningen van [gedaagde01] als onvoldoende zijn te beschouwen, omdat [gedaagde01] geen inzicht geeft in de re-integratie naar aanleiding van het door [eiser01] aangevraagde deskundigenoordeel.
2.6.
Bij brief van 28 juli 2022 heeft [eiser01] het deskundigenoordeel van het UWV naar [gedaagde01] opgestuurd en [gedaagde01] gesommeerd om aan de re-integratieverplichtingen te voldoen.
2.7.
[gedaagde01] heeft bij brief van 15 augustus 2022 aan [eiser01] bericht dat zijn loon met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2022 zal worden verlaagd naar 70%, zijnde € 3.151,05 bruto, omdat [eiser01] een jaar ziek is. Het door [eiser01] over de maanden mei tot en met juli 2022 te veel ontvangen loon zal volgens [gedaagde01] worden verrekend met zijn loon van augustus, september en oktober 2022.
2.8.
Bij brief van 24 augustus 2022 heeft [gedaagde01] aan [eiser01] bericht dat zij bereid is om in gesprek te gaan met [eiser01] in de week van 5 september 2022. Dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert samengevat:
a. [gedaagde01] te veroordelen haar re-integratieverplichtingen jegens [eiser01] na te komen.
Concreet door:
I. [gedaagde01] te veroordelen binnen drie dagen na de betekening van het vonnis een consult met de bedrijfsarts aan te vragen om de actuele medische beperkingen en functiemogelijkheden van werknemer vast te stellen;
II. [gedaagde01] te veroordelen dit consult met de bedrijfsarts te laten plaatsvinden binnen zeven dagen na de betekening van het vonnis;
III. [gedaagde01] te veroordelen tot het tezamen met [eiser01] opstellen en afleveren van de eerstejaarsevaluatie binnen twee weken na de betekening van het vonnis;
IV. [gedaagde01] te veroordelen tot het instellen van een arbeidsdeskundig onderzoek binnen twee weken na de betekening van het vonnis;
V. [gedaagde01] te veroordelen om [eiser01] binnen drie dagen na de betekening van het vonnis toe te laten op het werk voor het uitvoeren van zijn eigen- of aangepast werk een en ander conform het advies en oordeel van de bedrijfsarts;
VI. [gedaagde01] te veroordelen 100% loon te betalen aan [eiser01] voor de uren dat hij belastbaar is in eigen- of aangepast werk;
b. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van het verschil in loon tussen 70% en 80% over de
periode 1 mei 2022 tot de datum van het vonnis plus wettelijke verhoging. Het betreft een
bedrag van € 450,15 bruto per maand plus wettelijke verhoging.
c. voor recht te verklaren en [gedaagde01] te veroordelen, in afwachting van de bodemprocedure,
aan [eiser01] een voorschot op het loon te betalen van 80% conform art. 3.8.1 sub c van de cao Metalektro vanaf de datum van het vonnis tot en met het vonnis in de bodemprocedure. Dat komt neer op een bruto maandbedrag van € 3.601,20.
d. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan, waaronder de eventueel te maken kosten voor het inschakelen van een re-integratiebureau op vertoon van de daartoe nodige, in dit vonnis te
vermelden bescheiden op voet van art. 3:299 lid 3 BW.
e. [gedaagde01] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 300,- per dag, met een
maximum van € 30.000,-, indienen voor zover [gedaagde01] haar verplichtingen onder punt a, b, c en d niet nakomt.
f. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser01] wil graag re-integreren, maar [gedaagde01] weerhoudt hem daar al bijna een jaar van. [gedaagde01] is verplicht om mee te werken aan zijn re-integratie op grond van artikel 7:658a lid 1 en 2 BW. Ondanks dat [gedaagde01] vaak is aangeschreven door [eiser01] , start zij de re-integratie niet op. Er zal een financiële prikkel nodig zijn om [gedaagde01] haar re-integratieverplichtingen te laten nakomen. [gedaagde01] heeft daarnaast ten onrechte maar 70% van [eiser01] loon uitbetaald tijdens het tweede ziektejaar, omdat hij op grond van artikel 3.8.1 sub c van de cao Melalelektro recht heeft op 80% van zijn loon vanaf 1 mei 2022.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde01] is in de dagvaarding door [eiser01] correct en tijdig opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 17 november 2022 op de locatie van deze rechtbank te Rotterdam. Op de dag van de mondelinge behandeling is de locatie van de zitting gewijzigd van Rotterdam naar Dordrecht, omdat er door een administratieve fout een verkeerde locatie aan [eiser01] was doorgegeven. Nadat de gemachtigde van [eiser01] hierop door de griffier was gewezen, is [eiser01] met zijn gemachtigde op de zitting in Dordrecht verschenen. [gedaagde01] is niet verschenen, zowel niet op de locatie Dordrecht als op de locatie Rotterdam (waarmee de bodes te Dordrecht in contact stonden). De kantonrechter heeft ook geen ander bericht van [gedaagde01] ontvangen. Aan de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in kort geding is voldaan, zodat verstek zal worden verleend tegen [gedaagde01] .
4.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.3.
Gelet op de aard van de vorderingen van [eiser01] is voldoende gebleken dat hij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen.
4.4.
[eiser01] stelt dat [gedaagde01] hem ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet in staat stelt om te re-integreren. [gedaagde01] is in deze procedure niet verschenen en heeft dit niet weersproken. [gedaagde01] is op grond van artikel 7:658a BW verplicht om [eiser01] te laten re-integreren en hem daartoe ook in staat te stellen, zodat er voldoende grond is om de vordering toe te wijzen om [gedaagde01] te veroordelen haar re-integratieverplichtingen jegens [eiser01] na te komen. De vorderingen van [eiser01] zullen echter niet volledig, maar in aangepaste vorm, worden toegewezen, omdat het door [eiser01] gemaakte stroomschema met termijnen niet geheel realistisch wordt geacht. De bedrijfsarts zal immers eerst de actuele medische beperkingen en functiemogelijkheden van [eiser01] moeten vaststellen, voordat een arbeidsdeskundig onderzoek kan plaatsvinden. Als dat gedaan is zal pas bekend zijn of en op welke manier [eiser01] weer zijn eigen of aangepast werk kan uitvoeren. [gedaagde01] zal daarom worden veroordeeld om na een advies van de bedrijfsarts daartoe, [eiser01] toe te laten tot zijn eigen of aangepaste werk conform dat advies van de bedrijfsarts. De door [eiser01] gevorderde dwangsommen zullen op de hierna te melden wijze worden toegewezen.
4.5.
[eiser01] stelt voorts dat hij tijdens zijn tweede ziektejaar recht heeft op 80 % van zijn loon in plaats van de door [gedaagde01] betaalde 70%, omdat hij voldoet aan de voorwaarden die hieraan zijn gesteld in artikel 3.8.1. sub c van de cao Metalektro, namelijk het optimaal meewerken aan zijn herstel en re-integratie. Gelet op wat [eiser01] heeft aangevoerd en bij gebreke van verweer daartegen is het aannemelijk dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zodat [gedaagde01] zal worden veroordeeld om over de periode van 1 mei 2022 tot de datum van dit vonnis het verschil tussen het loon van 70% en 80% te betalen. Omdat [gedaagde01] dit loon te laat betaald heeft, is er eveneens aanleiding om de hierover gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 lid 1 BW – zonder matiging – toe te wijzen. De hierover gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat op veroordelingen tot betaling van een geldsom geen dwangsom kan worden opgelegd (artikel 611a lid 1 Rv).
4.6.
De verklaring voor recht die [eiser01] vordert onder c. zal worden afgewezen, omdat een verklaring voor recht in een kort gedingprocedure vanwege het declaratoire karakter niet toewijsbaar is. De vordering van [eiser01] om [gedaagde01] te veroordelen, in afwachting van de bodemprocedure, aan [eiser01] een voorschot op het loon te betalen van 80% is wel toewijsbaar en zal wel worden toegewezen. De hierover gevorderde dwangsom is niet toewijsbaar en zal worden afgewezen, omdat hier eveneens sprake is van een veroordeling tot betaling van een geldsom.
4.7.
[gedaagde01] zal als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld om de proceskosten van [eiser01] te betalen. Deze kosten worden aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 131,17 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 747,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.122,17. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten zullen ook worden toegewezen. De gevorderde kosten voor de ten uitvoerlegging van het vonnis, zoals voor het mogelijk inschakelen van een re-integratiebureau, zullen worden afgewezen, omdat op dit moment onvoldoende vaststaat dat [eiser01] deze kosten zal gaan maken. De gevorderde dwangsom over de proceskosten zal worden afgewezen, omdat daar geen grondslag voor is.
4.8.
Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om haar re-integratieverplichtingen jegens [eiser01] na te komen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen drie dagen na de betekening van het vonnis een consult met de bedrijfsarts aan te vragen om de actuele medische beperkingen en functiemogelijkheden van [eiser01] vast te stellen en veroordeelt [gedaagde01] om dit consult te laten plaatsvinden uiterlijk veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis samen met [eiser01] een eerstejaarsevaluatie in te vullen en af te leveren;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] om een arbeidsdeskundig onderzoek in te doen stellen binnen twee weken nadat het consult met de bedrijfsarts heeft plaatsgevonden en de bedrijfsarts de actuele medische beperkingen en functiemogelijkheden van [eiser01] heeft vastgesteld;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] om [eiser01] , binnen één week na dat datum van het advies van de bedrijfsarts dat [eiser01] weer voor een bepaald aantal uren moet worden toegelaten tot zijn eigen of aangepaste werk, toe te laten tot het uitvoeren van zijn eigen of aangepast werk, conform het advies en oordeel van de bedrijfsarts;
5.6.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] 100% van zijn loon te betalen voor de uren dat hij belastbaar is in zijn eigen- of aangepast werk;
5.7.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] een dwangsom te betalen van € 300,- per dag, met een maximum van € 30.000,-, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde01] in gebreke blijft te voldoen aan de veroordelingen 5.1. tot en met 5.6. uit dit vonnis;
5.8.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] over de periode van 1 mei 2022 tot de datum van dit vonnis te betalen het verschil tussen het loon van 70% en 80%, zijnde € 450,15 bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke verhoging uit artikel 7:625 lid 1 BW;
5.9.
veroordeelt [gedaagde01] om, in afwachting van de bodemprocedure,
aan [eiser01] een voorschot op het loon te betalen van 80% conform art. 3.8.1 sub c van de cao Metalektro vanaf de datum van dit vonnis tot en met het vonnis in de bodemprocedure, zijnde een bedrag van € 3.601,20 bruto per maand;
5.10.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 1.122,17, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
wijst al het anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
31688