ECLI:NL:RBROT:2022:10870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
10128730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Verkerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens hardnekkige werkweigering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Verwater Protective Coating B.V. en de verweerder, die niet is verschenen. De procedure begon met een verzoekschrift tot ontbinding, ingediend door Verwater, waarin werd gesteld dat de werknemer, verweerder, sinds 23 mei 2022 in dienst was, maar na zijn vakantie in juli 2022 zonder bericht niet meer op het werk verscheen. Ondanks meerdere waarschuwingen en het stopzetten van het salaris, bleef de werknemer afwezig, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van ongeoorloofd werkverzuim en hardnekkige werkweigering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer deugdelijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet is verschenen. Hierdoor zijn de stellingen van Verwater als feitelijk juist aangenomen. De kantonrechter heeft vervolgens de wettelijke vereisten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst beoordeeld, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Gezien de omstandigheden en het verwijtbare handelen van de werknemer, heeft de kantonrechter geoordeeld dat er een redelijke grond voor ontbinding was en dat herplaatsing niet mogelijk was.

De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2023, zonder inachtneming van de opzegtermijn, vanwege ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Daarnaast is de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 710,85. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Verkerk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10128730 VZ VERZ 22-12375
datum uitspraak: 9 december 2022
Beschikking van de kantonrechter,
in de zaak van:
Verwater Protective Coating B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Hulstijn-Botter,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
die niet heeft gereageerd.
Partijen worden hierna ‘Verwater’ en ‘ [verweerder01] ’ genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen met producties en het exploot van 10 november 2022 van betekening van het verzoekschrift en oproeping voor de zitting van 18 november 2022.
Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 9 november 2022 om de zaak met partijen te bespreken. Namens Verwater zijn op die zitting verschenen [naam01]
(HR-adviseur) en [naam02] (HR-manager), bijgestaan door de gemachtigde van Verwater. [verweerder01] is op die zitting, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Vanwege het feit dat [verweerder01] op deze zitting niet is verschenen, is een nieuwe datum bepaald voor de mondelinge behandeling van de zaak en is afgesproken dat [verweerder01] bij deurwaardersexploot voor die mondelinge behandeling zou worden opgeroepen.
Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2022. Namens Verwater zijn wederom op de zitting verschenen mevrouw [naam01] en [naam02] , bijgestaan door de gemachtigde van Verwater. Hoewel [verweerder01] bij deurwaardersexploot correct is opgeroepen voor deze mondelinge behandeling is hij zonder bericht van verhindering niet verschenen.

2..Het verzoek

2.1.
Verwater heeft verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair op de kortst mogelijke termijn, met veroordeling van [verweerder01] in de proceskosten.
2.2.
Aan haar verzoek heeft Verwater, primair en voor zover van belang, het volgende ten grondslag gelegd.
[verweerder01] is sinds 23 mei 2022 bij Verwater in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar. In artikel 2.4 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tussentijds opzegbaar is. [verweerder01] is na zijn vakantie in de periode van 4 juli 2022 tot 22 juli 2022 zonder bericht niet meer op het werk verschenen, ondanks meerdere waarschuwingen van Verwater en ondanks het feit dat [verweerder01] sinds 25 juli 2022 geen salaris meer ontvangt. [verweerder01] maakt zich schuldig aan ongeoorloofd werkverzuim, dan wel werkweigering. De ontstane situatie is voor Verwater onacceptabel en onwerkbaar. Herplaatsing ligt niet in de rede en is ook niet mogelijk. Verwater is tot de conclusie gekomen dat de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk moet eindigen wegens verwijtbaar handelen van [verweerder01] . Er is geen opzegverbod van toepassing dat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Verwater is van mening dat het einde van de arbeidsovereenkomst bepaald moet worden zonder inachtneming van de opzegtermijn, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] .

3..De beoordeling

3.1.
[verweerder01] is deugdelijk opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 18 november 2022, waarbij het verzoekschrift met producties bovendien aan hem is betekend. [verweerder01] heeft desondanks in deze procedure niet gereageerd. Dit brengt mee dat van de (feitelijke) stellingen van Verwater zal worden uitgegaan, omdat deze niet zijn weersproken. Dit geldt in de verdere beoordeling als uitgangspunt.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden op grond van artikel 7:671b lid 2 BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Bovendien volgt uit deze bepaling dat het ontbindingsverzoek in beginsel slechts ingewilligd kan worden, indien - kort gezegd - er geen sprake is van een opzegverbod. In artikel 7:669 lid 3 BW is onder a t/m i (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Verwater heeft om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen verzocht primair op de zogenoemde e-grond, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.3.
Uitgaande van de juistheid van de onweersproken stellingen van Verwater is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder01] tegenover Verwater verwijtbaar heeft gehandeld, zodanig dat van Verwater niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst tussen partijen te laten voortduren. Er moet immers van worden uitgegaan dat [verweerder01] zich schuldig maakt aan hardnekkige werkweigering, zonder dat daar enige (plausibele) verklaring voor is. Hiermee is sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Herplaatsing ligt in deze situatie niet in de rede. Bovendien moet ervan worden uitgegaan dat geen sprake is van een opzegverbod dat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat.
Het ontbindingsverzoek zal daarom worden toegewezen op de primaire grondslag van het verzoek. Aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag van het ontbindingsverzoek wordt niet toegekomen.
3.4.
De kantonrechter volgt Verwater in haar standpunt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder01] , zodat de kantonrechter op grond van artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder b BW de arbeidsovereenkomst zal ontbinden, zonder de opzegtermijn in acht te nemen, met ingang van 1 januari 2023.
3.5.
[verweerder01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Verwater tot vandaag vast op € 84,85 aan explootkosten, € 128,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 710,85. Voor kosten die Verwater maakt na deze uitspraak moet [verweerder01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In deze beschikking hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2023;
4.2.
veroordeelt [verweerder01] in de proceskosten, aan de kant van Verwater tot vandaag vastgesteld op € 710,85.
Deze beschikking is gegeven door mr. Verkerk en in het openbaar uitgesproken.
757