ECLI:NL:RBROT:2022:10930

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9312046 / CV EXPL 21-22611 & 9639305 / CV EXPL 22-1521
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en gedaagden

Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en twee gedaagden. In de hoofdzaak, met zaaknummer 9312046, heeft Q-Park vorderingen ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01], vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist. De gedaagde heeft betwist dat zij op drie specifieke datums de bestuurder was van een auto die de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten. Ter onderbouwing heeft zij een verklaring van gedaagde [gedaagde02] overgelegd, die bevestigt dat hij op die momenten de auto bestuurde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze verklaring voldoende tegenbewijs levert om het vermoeden dat [gedaagde01] de bestuurder was te weerleggen. Q-Park heeft onvoldoende feiten aangedragen om te concluderen dat [gedaagde01] de bestuurder was, waardoor de vordering van Q-Park is afgewezen. Q-Park is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde01].

In de vrijwaringszaak, met zaaknummer 9639305, heeft [gedaagde01] een vordering ingesteld tegen [gedaagde02]. Aangezien de vordering in de hoofdzaak is afgewezen, is er geen basis voor vrijwaring, en is ook deze vordering afgewezen. [gedaagde01] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde02], die op nihil zijn vastgesteld omdat deze geen processtukken heeft ingediend en niet op de mondelinge behandeling is verschenen. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
datum uitspraak: 2 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de hoofdzaak met zaaknummer 9312046 / CV EXPL 21-22611 van
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
vestigingsplaats: Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist te Dordrecht.
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer 9639305 / CV EXPL 22-1521 van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist te Dordrecht,
tegen
[gedaagde02] ,
verblijfplaats: de PI [detentieadres01],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.W. Grift te Den Haag.
De partijen worden hierna ‘Q-Park’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier in de hoofdzaak bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis in incident van 5 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken, bij welk vonnis de kantonrechter [gedaagde01] heeft toegestaan om [gedaagde02] in vrijwaring op te roepen;
  • het tussenvonnis van 29 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken, waarbij een mondelinge behandeling is gelast (gelijktijdig met de vrijwaringszaak);
  • de brief van 9 mei 2022, waarin een datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 4 juli 2022, waarin een nadere datum voor de mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Het dossier in de vrijwaringszaak bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 29 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken, waarbij een mondelinge behandeling is gelast (gelijktijdig met de hoofdzaak);
  • de brief van 9 mei 2022, waarin een datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 4 juli 2022, waarin een nadere datum voor de mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mailbericht van 3 november 2022 van de gemachtigde van [gedaagde02] , waarin is medegedeeld dat [gedaagde02] bewust geen verweer heeft gevoerd, hij zonder meer bereid is om een schikking te treffen, maar er door zijn persoonlijke omstandigheden geen enkele ruimte is om concrete afspraken te maken (de kantonrechter begrijpt: met betrekking tot een eventuele afbetalingsregeling). Verder is in dit bericht medegedeeld dat [gedaagde02] in verband met zijn voortdurende detentie niet op de mondelinge behandeling zal verschijnen en zijn gemachtigde ook niet.
1.3.
Op 4 november 2022 zijn de hoofdzaak en de vrijwaringszaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Q-Park [naam01] aanwezig. Verder was [gedaagde01] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Insteek van de gezamenlijke behandeling was om tot een minnelijke regeling te komen tussen alle drie de partijen, maar omdat [gedaagde02] en/of zijn gemachtigde niet zijn verschenen is dit niet mogelijk gebleken.

2..De verdere beoordeling

in de hoofdzaak
2.1.
De kantonrechter blijft bij en neemt over hetgeen zij in het tussenvonnis van 29 april 2022 heeft overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis is - onder meer - overwogen dat [gedaagde01] gemotiveerd heeft betwist dat zij op 13 september 2019 om 14:51 uur, op 16 september om 17:43 uur en op 19 september om 16:47 uur de bestuurder was van de auto met het kenteken [kenteken01] (‘de auto’), welke auto op de deze data en tijdstippen ‘treintje rijdend’ de parkeeraccommodatie Rotterdam-de Rotterdam van Q-Park heeft verlaten. Ter onderbouwing van haar betwisting heeft [gedaagde01] een ondertekende verklaring van [gedaagde02] overgelegd, waarin hij erkent op die tijdstippen telkens ‘treintje te hebben gereden’ in de auto van [gedaagde01] . Een dergelijke ondertekende verklaring levert voldoende tegenbewijs op om het vermoeden dat [gedaagde01] zelf de auto heeft bestuurd te weerleggen.
2.3.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde01] heeft Q-Park onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen concluderen dat [gedaagde01] telkens de bestuurder van de auto was en dus de parkeerovereenkomsten met Q-Park heeft gesloten. Het feit dat [gedaagde01] kentekenhouder van de auto is en dat zij niet eerder dan in haar conclusie van antwoord een verklaring van [gedaagde02] heeft overgelegd, is hiervoor in ieder geval onvoldoende.
2.4.
Nu niet [gedaagde01] op 13 september 2019 om 14:51 uur, op 16 september om 17:43 uur en op 19 september om 16:47 uur de bestuurder van de auto was en Q-Park haar vordering (enkel) heeft gestoeld op de tussen haar en [gedaagde01] gesloten overeenkomsten, zal de vordering van Q-Park moeten worden afgewezen.
2.5.
Q-Park krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 372,00 aan salaris voor de gemachtigde (drie punten x € 124,00). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet Q-Park een bedrag betalen van € 62,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
2.6.
Deze proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
in de vrijwaringszaak
2.7.
De vordering in de hoofdzaak wordt afgewezen. Dit betekent dat er geen veroordeling is waarvoor [gedaagde02] [gedaagde01] kan vrijwaren, zodat de vordering van [gedaagde01] tegenover [gedaagde02] wordt afgewezen.
2.8.
[gedaagde01] heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en daarom moet zij de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag vast op nihil, omdat (de gemachtigde van) [gedaagde02] geen enkel processtuk heeft genomen en (de gemachtigde van) [gedaagde02] ook niet op de mondelinge behandeling is verschenen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op € 372,00;
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak
3.4.
wijst de vordering af;
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671