Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en twee gedaagden. In de hoofdzaak, met zaaknummer 9312046, heeft Q-Park vorderingen ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01], vertegenwoordigd door mr. E.W.B. van Twist. De gedaagde heeft betwist dat zij op drie specifieke datums de bestuurder was van een auto die de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten. Ter onderbouwing heeft zij een verklaring van gedaagde [gedaagde02] overgelegd, die bevestigt dat hij op die momenten de auto bestuurde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat deze verklaring voldoende tegenbewijs levert om het vermoeden dat [gedaagde01] de bestuurder was te weerleggen. Q-Park heeft onvoldoende feiten aangedragen om te concluderen dat [gedaagde01] de bestuurder was, waardoor de vordering van Q-Park is afgewezen. Q-Park is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde01].
In de vrijwaringszaak, met zaaknummer 9639305, heeft [gedaagde01] een vordering ingesteld tegen [gedaagde02]. Aangezien de vordering in de hoofdzaak is afgewezen, is er geen basis voor vrijwaring, en is ook deze vordering afgewezen. [gedaagde01] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde02], die op nihil zijn vastgesteld omdat deze geen processtukken heeft ingediend en niet op de mondelinge behandeling is verschenen. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.