In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 5.623,00 tot en met september 2022. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 675,00 en is bij vooruitbetaling verschuldigd. De huurovereenkomst is aanvankelijk mondeling tot stand gekomen en later schriftelijk vastgelegd.
Tijdens de procedure heeft [gedaagde01] betwist dat er sprake was van een huurachterstand van het gevorderde bedrag en voerde aan dat [eiser01] pas na vier jaar met de huurachterstand kwam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft onderbouwd welke betalingen zij heeft gedaan en dat de huurachterstand van € 5.623,00 toewijsbaar is. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is echter afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand niet ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat [eiser01] niet de juiste documenten had overgelegd. [gedaagde01] is voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de proceskostenveroordeling.