In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen Elbuco B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De kantonrechter heeft op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst voor een televisie. De eiseres, Elbuco B.V., heeft de gedaagde aangesproken op huurtermijnen na de beëindiging van de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst is geëindigd op 29 juni 2021, toen de televisie door Elbuco werd opgehaald. De gedaagde is sindsdien geen huur meer verschuldigd, behalve voor de facturen van mei en juni 2021. De kantonrechter heeft de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst per 2 september 2021 is ontbonden afgewezen.
De rechtbank heeft ook ambtshalve de informatieverplichtingen van Elbuco onder de loep genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Elbuco op verschillende punten niet heeft voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen, zoals vermeld in het Burgerlijk Wetboek. Dit leidde tot de conclusie dat de betalingsverplichting van de gedaagde met 25% moest worden verminderd, omdat er sprake was van drie voldoende ernstige schendingen van de informatieverplichtingen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden van Elbuco onredelijk bezwarend zijn en heeft deze vernietigd. De vordering tot betaling van ophaalkosten en buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 46,10 aan Elbuco, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dagtekening van het vonnis.