In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens een premieachterstand van € 176,68 voor de zorgverzekering. De kantonrechter heeft op 23 december 2022 uitspraak gedaan in de rechtbank Rotterdam. De eiseres, VGZ, heeft de vordering gebaseerd op het feit dat [gedaagde01] zijn zorgpremie niet tijdig heeft betaald, ondanks dat de Sociale Dienst de premie op zijn uitkering inhoudt. VGZ vorderde daarnaast rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Sociale Dienst ten onrechte slechts de helft van de verschuldigde premie voor oktober 2021 heeft ingehouden, waardoor de premieachterstand is ontstaan. De rechter oordeelde dat [gedaagde01] zelf verantwoordelijk blijft voor de tijdige betaling van de zorgpremie, ook al is deze door de Sociale Dienst ingehouden. De vordering van VGZ tot betaling van het openstaande bedrag is toegewezen.
Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en de rente toegewezen, omdat VGZ aan alle voorwaarden voldeed om deze kosten te vorderen. [gedaagde01] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 331,74. De rechter heeft ook een betalingsregeling goedgekeurd, waarbij [gedaagde01] het verschuldigde bedrag in maandelijkse termijnen van € 25,00 kan betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.