ECLI:NL:RBROT:2022:1133
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en bewonersvergunning: rechtmatigheid van naheffingsaanslagen en schending van zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over parkeerbelasting en de rechtmatigheid van opgelegde naheffingsaanslagen aan eiser, die een bewonersparkeervergunning had. Eiser had tijdelijk zijn vergunning gekoppeld aan een vervangende auto, maar deze tijdelijke wijziging liep automatisch af na twee weken. Eiser ontving dertien naheffingsaanslagen voor het parkeren zonder geldige vergunning. Hij voerde aan dat de gemeente het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel had geschonden door zoveel naheffingen op te leggen zonder hem tijdig te informeren over de vervaldatum van de tijdelijke wijziging.
De rechtbank oordeelde dat de naheffingen terecht waren opgelegd, omdat eiser in strijd met de vergunningsvoorwaarden had geparkeerd. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden van zijn parkeervergunning, aangezien het kenteken van de geparkeerde auto niet als actief geregistreerd stond. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser over de schending van de beginselen van zorgvuldigheid en evenredigheid, en concludeerde dat de gemeente geen onzorgvuldig handelen had vertoond door de naheffingen op te leggen. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de voorwaarden van een parkeervergunning en de verantwoordelijkheden van de vergunninghouder. De rechtbank wees erop dat de naheffingsaanslagen geen straf zijn, maar herstelmaatregelen die zijn bedoeld om de kosten van de overtreding te dekken. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.