In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Wob-verzoek beoordeeld. Eiseres had op 23 augustus 2021 een verzoek ingediend bij de Belastingdienst om inzage in de algehele correspondentie, omdat zij vermoedde dat er negatieve meldingen over haar persoon in het systeem stonden die haar belastingteruggaven over de jaren 2018, 2019 en 2020 zouden tegenwerken. De staatssecretaris van Financiën heeft het verzoek afgewezen op basis van zijn geheimhoudingsplicht volgens artikel 67, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd de gevraagde informatie openbaar te maken, omdat deze informatie onder de geheimhoudingsplicht valt. De rechtbank legt uit dat de geheimhoudingsplicht niet alleen van toepassing is op de gegevens die eiseres zelf heeft verstrekt, maar op alle informatie die de Belastingdienst in het kader van de uitvoering van de belastingwet over eiseres heeft. Eiseres had in haar beroepschrift betoogd dat haar verzoek niet om fiscale gegevens ging, maar om informatie over etnische profilering. De rechtbank stelt echter vast dat de aard van de gegevens niet verandert door de context waarin eiseres haar verzoek heeft geplaatst.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris het Wob-verzoek terecht heeft afgewezen. Eiseres wordt erop gewezen dat zij haar bezwaren tegen de beslissing van het FSV-team in een afzonderlijke procedure moet aanvoeren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.