In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [gedaagde01] over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde01] een huurachterstand had laten ontstaan. De huurachterstand bedroeg op dat moment € 3.399,82, en Havensteder vorderde daarnaast betaling van de huur tot en met september 2022, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde, [gedaagde01], betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat deze slechts € 714,43 bedroeg, en dat hij niet aansprakelijk was voor de buitengerechtelijke kosten en rente.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand inderdaad € 3.399,82 bedraagt en dat Havensteder haar vordering voldoende heeft onderbouwd. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, gezien de herhaalde wanprestatie van [gedaagde01] en het feit dat de huurachterstand meer dan vijf maanden bedroeg. De kantonrechter heeft de vorderingen van Havensteder toegewezen, inclusief de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na de uitspraak.
Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.050,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.