ECLI:NL:RBROT:2022:11455

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
9907755 CV EXPL 22-16697
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [gedaagde01] over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde01] een huurachterstand had laten ontstaan. De huurachterstand bedroeg op dat moment € 3.399,82, en Havensteder vorderde daarnaast betaling van de huur tot en met september 2022, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde, [gedaagde01], betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat deze slechts € 714,43 bedroeg, en dat hij niet aansprakelijk was voor de buitengerechtelijke kosten en rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand inderdaad € 3.399,82 bedraagt en dat Havensteder haar vordering voldoende heeft onderbouwd. De rechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, gezien de herhaalde wanprestatie van [gedaagde01] en het feit dat de huurachterstand meer dan vijf maanden bedroeg. De kantonrechter heeft de vorderingen van Havensteder toegewezen, inclusief de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na de uitspraak.

Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.050,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Havensteder direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9907755 CV EXPL 22-16697
datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.B. Jobse te Rotterdam,
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt vanaf 1 augustus 2008 een woning van Havensteder aan de [adres01] in [plaats01] (hierna: het gehuurde). De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 642,67 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
Bij vonnis van 1 juli 2016 van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam onder zaaknummer 4975410 / CV EXPL 16-15729 is de huurovereenkomst ontbonden en is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand ter hoogte van € 4.214,42.
2.3.
Bij vonnis van 16 maart 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam onder zaaknummer 9038667 / CV EXPL 21-7194 [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 289,88.
2.4.
Op 16 juni 2022 is [gedaagde01] (wederom) aangesloten tot schuldhulpverlening van de Kredietbank Rotterdam.

3..Het geschil

3.1.
Havensteder eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.718,75‬ met rente en de lopende huur vanaf 1 oktober 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 3.399,82 aan huur tot en met de maand september 2022, rente van € 5,30 (berekend tot aan de dag van dagvaarding) en buitengerechtelijke kosten van € 313,63 (incl. btw).
3.2.
Havensteder baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De hoogte van de huurachterstand klopt niet. De huurachterstand bedraagt slechts € 714,43. Dit blijkt uit het schuldenoverzicht van de Kredietbank. De huur van de maanden juni, juli en augustus 2022 zijn voldaan. [gedaagde01] is het verder niet eens met de buitengerechtelijke incassokosten en de rente. Deze is hij niet verschuldigd.

4..De beoordeling

huurachterstand
4.1.
Partijen zijn het allereerst niet eens over de hoogte van de huurachterstand. Uit de recente huurspecificatie blijkt dat er inmiddels een huurachterstand bestaat van € 3.399,82 berekend tot en met de maand september 2022. In die specificatie zijn de huurbetalingen voor de maand juni en juli 2022 reeds verwerkt, maar blijkt dat voor de maand augustus 2022 slechts een deelbetaling van € 300,- is gedaan. De maand september 2022 is volgens de huurspecificatie in zijn geheel onbetaald gelaten. Aldus is de huurachterstand na dagvaarding opgelopen. Het bedrag van € 714,43 waaraan [gedaagde01] refereert, ziet volgens Havensteder op een ander dossier dan het dossier waar het in deze procedure om gaat. Havensteder heeft een brief van 6 september 2022 van de Kredietbank Rotterdam in het geding gebracht, waaruit blijkt dat slechts een bedrag van € 714,43 in het schuldenoverzicht is opgenomen.
4.2.
Dat het in deze procedure gaat om een ander dossier dan het dossier dat bij de Kredietbank Rotterdam bekend is, is door [gedaagde01] niet, of in ieder geval niet voldoende, weersproken. Ook de stellingen van Havensteder dat de maand augustus niet volledig en de maand september in zijn geheel niet zijn betaald, zijn niet weersproken.
4.3.
Omdat Havensteder haar vordering goed heeft onderbouwd en [gedaagde01] daar niet voldoende (onderbouwd) verweer tegen heeft gevoerd, dient de kantonrechter ervan uit te gaan dat er een huurachterstand bestaat van € 3.399,82. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand september 2022. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Havensteder te betalen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.4.
Havensteder vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Die vordering moet beoordeeld worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Op grond van artikel 6:96, zesde lid, BW is een consument niet eerder buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd dan nadat hem na het intreden van het verzuim een kosteloze aanmaning is gestuurd waarin hem een termijn van (tenminste) 14 dagen is aangezegd om alsnog tot betaling over te gaan én waarin hem de gevolgen van niet-betaling, inclusief het verschuldigde – juiste – bedrag aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, is medegedeeld. Havensteder stelt dat zij, althans haar gemachtigde, aan [gedaagde01] een aanmaning d.d. 17 maart 2022 heeft verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Uitgangspunt is ingevolge artikel 3:37 lid 3 BW (de ontvangsttheorie) dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring (in casu de schriftelijke aanmaning), om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt, indien zij door hem is ontvangen. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, zoals in het onderhavige geval, dient de afzender (Havensteder) feiten of omstandigheden te stellen en te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door haar is verzonden en dat de verklaring door de geadresseerde ( [gedaagde01] ) is ontvangen, bijvoorbeeld door een afschrift van een aangetekende aanmaning over te leggen. Havensteder stelt dat [gedaagde01] naar aanleiding van deze brief contact heeft opgenomen met de Kredietbank Rotterdam, waaruit dus kan worden afgeleid dat zij de brief heeft ontvangen, maar dit wordt door [gedaagde01] betwist. Nu Havensteder onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde01] een 14-dagenbrief heeft ontvangen, dient de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te worden afgewezen.
4.5.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Havensteder volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.6.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.7.
De huurachterstand bedraagt inmiddels meer dan vijf maanden. Daarnaast is [gedaagde01] al twee keer eerder veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. Dit betekent dat sprake is van herhaalde wanprestatie, wat het ook ernstig genoeg maakt om de vorderingen toe te wijzen. Ondanks dat [gedaagde01] is aangemeld bij het schuldhulpverleningstraject van de Kredietbank Rotterdam, is wederom een huurachterstand ontstaan. Havensteder heeft belang bij een huurster die tijdig en volledig aan haar betalingsverplichtingen voldoet.
4.8.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat een ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is en zal deze vorderingen dan ook toewijzen.
4.9.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde ( 2 punten x € 218,- tarief). Dit is totaal € 1.050,43. Voor kosten die Havensteder maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 109,- (1/2 punt x € 218,- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Havensteder te betalen € 3.405,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Havensteder te betalen € 642,67 met ingang van de maand oktober 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Havensteder tot vandaag vastgesteld op € 1.050,43;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
37555

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.