ECLI:NL:RBROT:2022:11577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10061270 VV EXPL 22-343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde01] wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen [eiser01] en [gedaagde01] voor de woning aan [adres01] in [plaats01] is in het geding. [gedaagde01] heeft sinds november 2021 niet meer volledig de huur betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 9.458,21. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat hij financieel gedupeerd kan worden door de situatie van [gedaagde01]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] verweer gevoerd, stellende dat hij recht heeft op een lagere huurprijs vanwege gebreken in de woning. De kantonrechter heeft dit verweer echter verworpen, omdat [gedaagde01] zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de maandelijkse huur vanaf september 2022, en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de proceskosten voor [gedaagde01] vastgesteld op € 869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10061270 VV EXPL 22-343
datum uitspraak: 22 september 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
vertegenwoordigd door: [naam01] ,
gemachtigde: mr. A. Hendriks,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 31 augustus 2022, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Namens [eiser01] is verschenen zijn vertegenwoordiger en zijn gemachtigde. [gedaagde01] is in persoon verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen (de voorganger van) [eiser01] als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] in [plaats01] .
2.2.
Op grond van deze huurovereenkomst moet [gedaagde01] maandelijks een bedrag van € 969,98 aan huur betalen.
2.3.
Vanaf november 2021 betaald [gedaagde01] niet meer (volledig) de huur aan [eiser01] .

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen tot:
  • ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van dit vonnis. Indien [gedaagde01] niet vrijwillig vertrekt, die ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie;
  • betaling aan [eiser01] van een dwangsom van € 150,00 voor elke dag (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde01] weigert om aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen, althans een dwangsom die de kantonrechter passend acht;
  • betaling aan [eiser01] van € 9.458,21 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand althans de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot en met de dag van volledige betaling;
  • betaling aan [eiser01] van € 969,98 per maand, ter zake de maandelijkse verschuldigde huur, vanaf 1 september 2022 tot en met de maand waarin [eiser01] de beschikking over de woning krijgt, een ingegane maand voor een volle maand gerekend;
  • betaling aan [eiser01] van € 847,91 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
  • betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser01] voert daartoe aan dat [gedaagde01] sinds november 2021 structureel en gaandeweg steeds verder in verzuim is met de betaling van de huur zodat de huurachterstand berekend tot en met augustus 2022 is opgelopen tot € 9.458,21 exclusief rente en kosten. [gedaagde01] schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. Het niet betalen van de huur waardoor een achterstand van bijna tien maanden is ontstaan, rechtvaardigt vooruitlopend op een bodemprocedure ontruiming van de woning.
3.3.
[eiser01] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, doordat bij voortzetting van de huurovereenkomst [eiser01] het risico loopt financieel gedupeerd te worden door de houding en/of financiële situatie van [gedaagde01] . Hij moet zo spoedig mogelijk plaats maken voor een huurder die wel betaalt en van [eiser01] kan niet worden verwacht dat hij de uitkomsten van een eventueel te voeren bodemprocedure afwacht.
3.4.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd waarop in het kader van de beoordeling wordt ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding - welke toewijzing bijna altijd een definitief karakter heeft - is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel gaat komen en de uitkomst van een de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser01] , niet kan worden afgewacht.
4.2.
Het is de kantonrechter voldoende gebleken dat [eiser01] , gelet op de oplopende huurachterstand, een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vorderingen.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] uitgelegd dat hij gestopt is met het betalen van de huur omdat gebreken in de woning niet verholpen worden en hij vindt daarnaast dat hij een te hoge huur betaald. De onderbuurman van [gedaagde01] mag volgens [gedaagde01] naar aanleiding van een uitspraak van de huurcommissie minder huur per maand betalen. [gedaagde01] stelt, gelet op die uitspraak, ook recht te hebben op een verlaagde huurprijs.
4.4.
De kantonrechter volgt [gedaagde01] niet in zijn verweer, wijst de vordering tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van de woning toe en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
[gedaagde01] heeft erkend dat in de door hem ondertekende huurovereenkomst de thans (zij het inmiddels ook geïndexeerde) door [eiser01] gevorderde huur overeengekomen is en de hoogte van de gestelde huurachterstand ten bedrage van € 9.458,21 tot en met augustus 2022 niet betwist. Hij heeft daar tegen aangevoerd dat hij vanwege gebreken aan de woning, net als zijn benedenbuurman echter niet die oorspronkelijk afgesproken huur hoeft te betalen, maar met een lagere huur mag volstaan. Bovendien zou hij dit lagere bedrag ook niet meer hoeven betalen, omdat hij sinds het aangaan van de huurovereenkomst feitelijk te veel heeft betaald en dat teveel betaalde nu mag verrekenen met die lagere huur.
4.6.
Dit zijn bevrijdende verweren die [gedaagde01] voldoende moet onderbouwen en, zo nodig, zal moeten bewijzen. Afgezien van zijn betoog ter zitting heeft [gedaagde01] zijn verweren echter op geen enkele manier (met stukken) onderbouwd. [gedaagde01] heeft ter zitting zelfs niet duidelijk gemaakt van welke gebreken concreet sprake zou zijn. [gedaagde01] heeft daarom niet voldaan aan zijn stelplicht en de kantonrechter zal aan zijn verweren voorbij gaan. De vordering tot betaling zal voor het gevorderde bedrag worden toegewezen.
4.7.
De vordering tot ontruiming wordt ook toegewezen omdat vast staat dat [gedaagde01] , gelet op de hoogte van de huurachterstand, bijna tien maanden helemaal geen tegenprestatie heeft geleverd voor het verblijf in de woning. De door [gedaagde01] aangevoerde omstandigheden ontslaan hem niet (volledig) van zijn betalingsverplichtingen jegens [eiser01] . Een achterstand van bijna tien maanden rechtvaardigt vooruitlopend op een bodemprocedure de gevorderde ontruiming. De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, vastgesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.8.
Gelet op de toewijzing van de ontruiming en dat door [eiser01] voldoende feiten en omstandigheden zijn geschetst op grond waarvan voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde01] de toekomstige huur vanaf september 2022 niet gaat betalen wijst de kantonrechter de vergoeding voor het verblijven in de woning van € 969,98 per maand vanaf september 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt toe.
4.9.
De gevorderde machtiging om de ontruiming bij niet meewerken van [gedaagde01] met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Op grond van de artikel 556 lid 1 en 557 Rv kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van [gedaagde01] komen.
4.10.
Ook de gevorderde dwangsom wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft [eiser01] een titel om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan en onvoldoende is onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is.
4.11.
[eiser01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet beoordeeld worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In de door [eiser01] aan [gedaagde01] verzonden aanmaning van 21 maart 2022, die overigens voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, wordt een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten genoemd dan nu wordt gevorderd. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 794,89.
4.12.
De gevorderde rente, welke nevenvordering op de wet is gegrond en door [gedaagde01] ook niet (afzonderlijk) is betwist wordt eveneens toegewezen zoals onder de beslissing staat vermeld.
4.13.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 869,43. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen met alle personen en/of zaken die zich vanwege [gedaagde01] daar bevinden en de woning onder overgave van sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] van € 9.458,21 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand augustus 2022, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf de respectievelijke vervaldata van elke huurtermijn tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] van € 969,98 per maand, vanaf 1 september 2022 tot en met de maand waarin [eiser01] de woning weer tot zijn vrije beschikking heeft, een ingegane maand voor een volle gerekend;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan [eiser01] van € 794,89 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 869,43;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
44485