In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde01] wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen [eiser01] en [gedaagde01] voor de woning aan [adres01] in [plaats01] is in het geding. [gedaagde01] heeft sinds november 2021 niet meer volledig de huur betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 9.458,21. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat hij financieel gedupeerd kan worden door de situatie van [gedaagde01]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] verweer gevoerd, stellende dat hij recht heeft op een lagere huurprijs vanwege gebreken in de woning. De kantonrechter heeft dit verweer echter verworpen, omdat [gedaagde01] zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de maandelijkse huur vanaf september 2022, en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de proceskosten voor [gedaagde01] vastgesteld op € 869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.