In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde ontruiming van een stacaravan die hij verhuurde aan [gedaagde01] vanwege huurachterstand. De huurprijs voor de stacaravan bedroeg € 850,00 per maand, inclusief voorschot energiekosten. [gedaagde01] had na een eerste betaling op 28 april 2022 geen huur meer betaald, waardoor de huurachterstand opliep tot € 2.550,00. [eiser01] vorderde ontruiming van de stacaravan binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, alsook betaling van de huurachterstand en proceskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 september 2022 verschenen beide partijen in persoon. [gedaagde01] voerde verweer aan, stellende dat hij vanwege gebreken aan de stacaravan slechts 30% van de huur verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] zijn verweer onvoldoende had onderbouwd en dat de huurachterstand vaststond. De kantonrechter overwoog dat voor toewijzing van de vordering tot ontruiming in kort geding, een spoedeisend belang van [eiser01] aanwezig was, gezien de huurachterstand.
De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand toe. [gedaagde01] werd veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de stacaravan te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die op € 708,42 werden vastgesteld. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.