In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert eiser, [eiser], een verbod voor gedaagde, Waterweg C.V., om over te gaan tot ontruiming van de door hem gehuurde woning. Eiser heeft sinds 10 april 2017 een huurovereenkomst met Waterweg en is momenteel maandelijks € 1.466,33 aan huur verschuldigd. Waterweg heeft eiser eerder in rechte betrokken vanwege een huurachterstand en partijen hebben op 16 mei 2022 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin eiser zich verplichtte om een achterstand van € 7.019,76 in termijnen te betalen. Eiser heeft echter een termijn te laat betaald, wat Waterweg de bevoegdheid geeft om tot ontruiming over te gaan. Eiser stelt dat Waterweg misbruik maakt van deze bevoegdheid, aangezien hij zijn betalingsverplichtingen grotendeels is nagekomen en er geen nieuwe huurachterstand is ontstaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiser zijn spoedeisend belang bij de vordering benadrukt, aangezien de ontruiming gepland staat voor 4 oktober 2022. De kantonrechter oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft en dat de ontruiming onder de huidige omstandigheden misbruik van bevoegdheid zou zijn. De kantonrechter verbiedt Waterweg om tot ontruiming over te gaan, met de voorwaarde dat dit verbod vervalt als eiser het laatste termijnbedrag niet tijdig betaalt. Waterweg wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 715,18. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.