ECLI:NL:RBROT:2022:11588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10114681 VV EXPL 22-391
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding na onterecht beëindigen zorgovereenkomst zonder opzegtermijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en [gedaagde01]. [eiseres01] vorderde schadevergoeding van [gedaagde01] omdat deze de zorgovereenkomst per direct had opgezegd zonder de overeengekomen opzegtermijn van één maand in acht te nemen. De opzegging vond plaats via een e-mail op 12 september 2022, terwijl de zorgovereenkomst volgens de voorwaarden alleen kon worden beëindigd met inachtneming van de opzegtermijn of in goed overleg. De kantonrechter oordeelde dat de opzegtermijn niet was gerespecteerd en dat er geen sprake was van goed overleg of dringende redenen die een onmiddellijke beëindiging rechtvaardigden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres01] heeft geleden door het niet naleven van de opzegtermijn. [eiseres01] heeft schade geleden omdat zij sindsdien zonder inkomen en werk zit. De vordering van [eiseres01] tot betaling van € 1.800,71 bruto werd toegewezen, evenals de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 270,11. De proceskosten werden ook aan [gedaagde01] opgelegd, die in totaal € 709,03 bedragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde01] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10114681 VV EXPL 22-391
datum uitspraak: 3 november 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. I. Rhodes,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam01] .
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 11 oktober 2022, met producties. de
1.2.
Op 20 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [eiseres01] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde01] is ook in persoon verschenen vergezeld van haar vertegenwoordiger.

2..De feiten

2.1.
[eiseres01] heeft op grond van een zorgovereenkomst zorg verleend aan [gedaagde01] . In de zorgovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:

Welke opzegtermijn geldt er
De budgethouder en de zorgverlener mogen de zorgovereenkomst tussentijds opzeggen. Er geldt een opzegtermijn van een maand. Maar in goed overleg kan de zorgovereenkomst ook zonder opzegtermijn worden beëindigd. De opdrachtnemer mag de overeenkomst alleen opzeggen als daarvoor dringende redenen zijn zoals deze in het Burgerlijk Wetboek staan. Dan geldt ook een opzegtermijn van 1 maand. In goed overleg kan een andere opzegtermijn worden afgesproken.”
2.2.
Bij e-mail van 12 september 2022 heeft de vertegenwoordiger van [gedaagde01] de zorgovereenkomst per direct opgezegd.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen:
  • om aan [eiseres01] aan schadebedrag € 1.800,71 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • om aan [eiseres01] aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten € 270,11 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • in de proceskosten.
3.2.
[eiseres01] voert aan dat de vertegenwoordiger van [gedaagde01] zonder de opzegtermijn in acht te nemen de zorgovereenkomst per direct op 12 september 2022 heeft beëindigd. Van goed overleg, dan wel een dringende reden was geen sprake, zodat afwijken van de opzegtermijn niet mogelijk was. [eiseres01] heeft hierdoor schade geleden, nu zij sindsdien zonder inkomen en werk zit. Als de opzegtermijn wel in acht was genomen, had [eiseres01] tijd gehad om op zoek te gaan naar een nieuwe baan. Die tijd is haar nu niet gegund. Het hierdoor mislopen van één maandsalaris dient voor rekening van [gedaagde01] te komen.
3.3.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd verweer gevoerd, waarop in het kader van de beoordeling wordt ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres01] heeft bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
Het spoedeisend belang is door [gedaagde01] ook niet betwist en volgt in voldoende mate uit de stellingen van [eiseres01] .
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van [gedaagde01] erkend dat de opzegtermijn niet in acht is genomen. Op grond hiervan is [gedaagde01] aansprakelijk voor de schade die [eiseres01] hierdoor heeft geleden. Dat de vertegenwoordiger van [gedaagde01] heeft aangevoerd dat de opzegging in overleg met het adviesorgaan heeft plaatsgevonden en dat [eiseres01] aan [gedaagde01] niet de zorg verleende zoals dat was afgesproken, doet aan deze schadeplichtigheid niet af. Enkel in goed overleg kan de zorgovereenkomst immers zonder opzegtermijn worden beëindigd. Zelfs in het geval van een dringende reden voor beëindiging van de zorgovereenkomst, en de kantonrechter begrijpt dat de vertegenwoordiger van [gedaagde01] van mening is dat in dit geval sprake is van zo’n dringende reden, moet – op grond van de zorgovereenkomst (zie 2.1.) – een opzegtermijn van één maand worden gehanteerd, waarvan enkel in goed overleg kan worden afgeweken. Dergelijk goed overleg heeft niet plaatsgevonden, hetgeen overigens ook niet door [gedaagde01] is gesteld.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eiseres01] gevorderde schade ten bedrage van € 1.800,71 bruto toewijsbaar is.
4.5.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat eiseres deze kosten reeds aan haar incassogemachtigde betaald heeft.
4.6.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 709,03. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 1.800,71 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 270,11 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 709,03;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. van der Kolk.
44485