In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2022 uitspraak gedaan over een beroep tegen een crisismaatregel die op 15 januari 2022 door de burgemeester van Delft was genomen. Betrokkene, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had op 19 januari 2022 beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens een verzoek tot schadevergoeding indiende. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de hoorplicht had geschonden, omdat betrokkene ten onrechte niet was gehoord voordat de crisismaatregel werd genomen. De rechtbank stelde vast dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom het horen niet mogelijk was en dat de genomen crisismaatregel onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en wees het verzoek tot schadevergoeding toe, waarbij de gemeente Delft werd veroordeeld tot betaling van € 375,- aan betrokkene. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet aan de wettelijke verplichtingen had voldaan, wat leidde tot de toekenning van de schadevergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.