ECLI:NL:RBROT:2022:11715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
15 januari 2023
Zaaknummer
625327 HA ZA 21-816
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van oneerlijke rentewijzigingsbepaling in hypothecaire lening

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een hypothecaire lening afgesloten bij HQ Hypotheken 71 BV. De algemene voorwaarden van HQ Hypotheken bevatten een bepaling die hen toestaat om het rentetarief te wijzigen. Eiser betwist de rechtmatigheid van deze wijziging, die per 1 april 2010 is doorgevoerd, en stelt dat de bepaling oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13. De rechtbank Rotterdam heeft op 7 september 2022 geoordeeld dat de bepaling inderdaad oneerlijk is en vernietigd moet worden. De rechtbank oordeelt dat de bepaling niet aan een voorwaarde is verbonden en dat het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen verstoord is. Eiser vordert ook terugbetaling van te veel betaalde bedragen, wat de rechtbank toewijst, en oordeelt dat de vordering niet verjaard is. De rechtbank vernietigt het eerdere verstekvonnis en veroordeelt HQ Hypotheken tot terugbetaling van de te veel betaalde opslagbedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer: 625327 HA ZA 21-816
vonnis van 7 september 2022,
in de zaak van:
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat: mr. R.J. Leijssen,
tegen
de besloten vennootschap
HQ Hypotheken 71 BV,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat: mr. W.M.A. Pronk.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘HQ Hypotheken’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van [eiser01] met bijlagen;
het verstekvonnis van 9 december 2020;
de verzetdagvaarding van HQ Hypotheken;
de akte van [eiser01] over de bevoegdheid van de kantonrechter;
de akte van HQ Hypotheken over de bevoegdheid van de kantonrechter;
het vonnis van 20 augustus 2021 waarin de zaak is verwezen naar de handelskamer;
de conclusie van repliek met bijlagen;
de conclusie van dupliek met bijlage.

2..De kern van de zaak

2.1
[eiser01] heeft in 2009 bij HQ Hypotheken een hypothecaire lening afgesloten. Op grond van haar algemene voorwaarden is HQ Hypotheken bevoegd om het rentetarief te wijzigen. HQ Hypotheken heeft dit per 1 april 2010 gedaan. [eiser01] meent dat deze wijziging niet was toegestaan en dat de bepaling in de algemene voorwaarden oneerlijk is en daarom vernietigd moet worden. HQ Hypotheken is het daar niet mee eens.
2.2
[eiser01] vordert dat voor recht wordt verklaard dat de opslagverhogingen boven de 1,3% ongeldig zijn. Subsidiair vordert hij dat de opslagwijzigingsbepaling wordt vernietigd. [eiser01] vordert daarnaast dat HQ Hypotheken wordt veroordeeld om de te veel betaalde opslagbedragen aan hem terug te betalen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
2.3
De rechtbank volgt de uitleg van HQ Hypotheken, maar komt vervolgens tot het oordeel dat de bepaling oneerlijk is. De vordering van [eiser01] tot vernietiging wordt daarom toegewezen en HQ Hypotheken wordt veroordeeld om aan [eiser01] terug te betalen wat hij te veel heeft betaald. Zijn vordering is namelijk niet verjaard en de klachtplicht is niet van toepassing.

3..De beoordeling

3.1
Het geschil van partijen gaat over de volgende bepaling uit de algemene voorwaarden van HQ Hypotheken:
“1. De rente wordt samengesteld uit de basisrente plus een in de Offerte vermelde opslag.
2. De basisrente wordt gebaseerd op het op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal geldende 3-maands EURIBOR-tarief, zoals dit wordt gepubliceerd in “Het Financiële Dagblad” daags na de laatste werkdag van het daaraan voorafgaande kalenderkwartaal, vermeerderd met een eventuele door monetaire autoriteit(en) vastgestelde opslagrente. De basisrente wordt afgerond naar boven tot een veelvoud van 0,05%.
3. De geldverstrekker behoudt zich, zolang de geldnemer geen gebruik heeft gemaakt van diens recht van consolidatie, het recht voor om (één) andere grondslag(en) voor de basisrente te kiezen, dan wel om de in de offerte vermelde opslag te wijzigen. De geldnemer zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld.
4. De rente wordt op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal vastgesteld voor het daaropvolgende kalenderkwartaal.”
3.2
In de algemene voorwaarden van HQ Hypotheken staat verder:
“risicoklasse: 100%-125% van de executiewaarde van de woning”
“opslag op de basisrente: 1,30% op basis van de eerder genoemde risicoklasse”
De rechtbank volgt de uitleg van HQ Hypotheken
3.3
Partijen zijn het er niet over eens hoe bovenstaande bepalingen moeten worden uitgelegd. [eiser01] stelt zich op het standpunt dat HQ Hypotheken de opslagrente alleen mag wijzigen als hij in een andere risicoklasse zou komen. HQ Hypotheken stelt zich op het standpunt dat zij de opslagrente mag wijzigen zonder dat daaraan een voorwaarde verbonden is. De rechtbank volgt de uitleg van HQ Hypotheken.
3.4
Voor de uitleg van overeenkomst geldt de Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat doorslaggevend is wat partijen hebben bedoeld en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aangezien partijen over deze bepaling niet hebben onderhandeld komt dit aan op de betekenis die partijen aan de tekst van de bepaling mochten geven. [eiser01] is de overeenkomst echter aangegaan als consument. Dat heeft tot gevolg dat als de bepaling op meerdere wijzen kan worden uitgelegd, de voor de consument meest gunstige uitleg geldt. Dat staat in artikel 6:238 lid 2 BW.
3.5
De bepaling kan hier niet op meerdere wijzen worden uitgelegd. De tekst van lid 3 van de bepaling verbindt geen voorwaarde aan de bevoegdheid van HQ Hypotheken tot wijziging van de opslagrente. Uit het feit dat in de overeenkomst staat dat de huidige opslagrente is gebaseerd op de risicoklasse waarin [eiser01] is geplaatst, volgt nog niet dat wijziging van de opslagrente alleen mogelijk is bij wijziging van de risicoklasse, zoals [eiser01] aanvoert. De wijzigingsbepaling verwijst immers niet naar de risicoklasse waarin [eiser01] zit. Aangezien [eiser01] geen andere feiten heeft gesteld op grond waarvan hij de bepaling mocht uitleggen zoals hij in deze procedure heeft gedaan wordt uitgegaan van de uitleg van HQ Hypotheken. Dat betekent dat wijziging van de opslagrente niet aan een voorwaarde is verbonden.
De bepaling uit de algemene voorwaarden van HQ Hypotheken is oneerlijk
3.6
De rechtbank is van oordeel dat de bepaling uit de algemene voorwaarden waarin staat dat HQ Hypotheken bevoegd is om de renteopslag te wijzigen oneerlijk is. Voor de bevoegdheid tot wijziging geldt geen voorwaarde en uit de bepaling volgt niet onder welke omstandigheden en volgens welke mechanismen de opslag zal worden gewijzigd. Daarmee is het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van [eiser01] dermate verstoord dat de bepaling oneerlijk is.
3.7
De wijzigingsbepaling zoals hier aan de orde is een bepaling zoals bedoeld in de bijlage bij Richtlijn 93/13 onder j. Op grond hiervan wordt een bepaling die de handelaar het recht geeft om de overeenkomst zonder geldige reden eenzijdig te wijzigen vermoed oneerlijk te zijn. Hierop bestaat een uitzondering voor wijziging van de rente door financiële instellingen, maar die uitzondering geldt alleen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De klant moet de overeenkomst onmiddellijk kunnen opzeggen, de wijziging moet direct aan de klant ter kennis worden gebracht en er moet een geldige reden zijn voor de wijziging. De Hoge Raad heeft met betrekking tot een soortgelijke bepaling als hier aan de orde overwogen dat deze voorwaarden in de bepaling zelf moeten worden opgenomen. [1] Aan die voorwaarde is niet voldaan, omdat in de bepaling niet staat dat een geldige reden nodig is voor de wijziging. De bepaling wordt daarom vermoed oneerlijk te zijn.
3.8
HQ Hypotheken heeft dit vermoeden niet weerlegd. De Hoge Raad heeft in de hiervoor bedoelde uitspraak eveneens geoordeeld dat een bank bij een eenzijdige wijzigingsbepaling zoveel duidelijkheid moet verschaffen als mogelijk is. HQ Hypotheken had daarom duidelijk moeten maken hoe de opslag wordt vastgesteld en onder welke omstandigheden en volgens welke mechanismen de opslag kan worden gewijzigd. Dat heeft HQ Hypotheken niet gedaan. Zij heeft hierover geen informatie verstrekt. Dat [eiser01] bevoegd was om de overeenkomst op elk moment zonder de kosten te beëindigen is hiertegenover van onvoldoende gewicht. Dit geldt temeer omdat het voor een consument niet altijd mogelijk is om zijn hypothecaire lening door een andere bank te laten overnemen zodat de opgezegde lening kan worden terugbetaald. Bovendien wordt hierdoor niet weggenomen dat [eiser01] zich nu mogelijk onvoldoende bewust is geweest van het mogelijke effect van de wijzigingsbepaling.
De Ruyter hoefde niet te klagen
3.9
Voor zover HQ Hypotheken haar verweer dat niet tijdig is geklaagd ook heeft bedoeld tegen de gevorderde vernietiging van de bepaling, wordt dat verweer verworpen. De klachtplicht zoals bedoeld in artikel 6:89 BW heeft betrekking op een gebrek in de prestatie van een verbintenis. Daarvan is hier geen sprake. HQ Hypotheken heeft gebruik gemaakt van een bepaling uit haar algemene voorwaarden die als oneerlijk moet worden aangemerkt. Dat is geen gebrek in de prestatie. Er bestaat geen grond om de klachtplicht ook hierop van toepassing te verklaren.
Een vordering tot vernietiging kan niet verjaren
3.1
Het beroep van HQ Hypotheken op verjaring slaagt ook niet. De bevoegdheid tot vernietiging verjaart op grond van artikel 3:52 lid 1 onder d BW naar Nederlands recht drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen ten dienste is komen te staan. Artikel 6:235 lid 4 BW bepaalt dat die termijn gaat lopen vanaf de dag dat de wederpartij een beroep heeft gedaan op de betreffende bepaling. Het Europees Hof van Justitie van de EU heeft echter beslist dat het recht van de consument om door de rechter te laten vaststellen dat een bepaling oneerlijk niet kan verjaren. [2] In de Nederlandse regeling wordt de oneerlijkheid vastgesteld door een vordering tot vernietiging van de bepaling. Aangezien de rechter de wet zoveel als mogelijk overeenkomstig de richtlijn moet uitleggen, moet ook naar Nederlands recht worden vastgesteld dat een vordering tot vernietiging van een oneerlijke bepaling niet verjaart.
De vordering tot terugbetaling is evenmin verjaard
3.11
Het Europees Hof van Justitie van de EU heeft verder beslist dat de richtlijn niet verbiedt dat de bevoegdheid tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen verjaart zolang het voor de consument maar niet praktisch onmogelijk of uiterst moeilijk wordt om zijn rechten uit de richtlijn uit te oefenen. De bevoegdheid tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen verjaart in Nederland vijf jaar na de dag volgend op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden. In beginsel is daarbij niet vereist dat de schuldeiser op de hoogte is van de rechten die hij heeft want een rechtsdwaling komt voor eigen rekening. Die termijn geldt ook als de betaling in de praktijk pas later onverschuldigd wordt omdat de verbintenis die aan de betaling ten grondslag ligt, pas dan wordt vernietigd. [3] Dit zou er naar het oordeel van de rechtbank echter toe leiden dat het in de praktijk voor de consument uiterst moeilijk om de door deze richtlijn verleende rechten uit te oefenen. De aanvang van de verjaring is namelijk niet afhankelijk van de daadwerkelijke bekendheid van de consument met de rechten die de richtlijn aan hem geeft, zodat toepassing van deze verjaringsregel in strijd zou komen met de doeltreffendheid van de richtlijn. Naar het oordeel van de rechtbank moet daarom als aanvangsdatum voor verjaring het moment worden genomen waarop de consument er daadwerkelijk mee bekend is geworden dat de bepaling voor hem niet bindend is. HQ Hypotheken heeft geen feiten gesteld op grond waarvan geoordeeld kan worden dat [eiser01] er meer dan vijf jaar voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding mee bekend was dat de wijzigingsbepaling voor hem niet bindend was. Ook de vordering tot terugbetaling is daarom niet verjaard.
conclusie
3.12
De rentewijzigingsbepaling uit de algemene voorwaarden van HQ Hypotheken is gelet op het voorgaande dus oneerlijk en wordt vernietigd. Dat betekent dat de bepaling geacht wordt nooit te zijn overeengekomen en dat HQ Hypotheken ook geen beroep kan doen op eventueel aanvullend recht. De rechtbank merkt op dat onder omstandigheden een wijziging van de rente op grond van artikel 6:258 BW mogelijk kan zijn, maar daarvoor heeft HQ Hypotheken in deze procedure onvoldoende gesteld. HQ Hypotheken kon daarom de opslagrente niet rechtsgeldig wijzigen.
3.13
[eiser01] heeft zijn eis vermeerderd met een vordering tot veroordeling van HQ Hypotheken om de opslagrente niet te verhogen op straffe van een dwangsom. Niet duidelijk is wat [eiser01] met deze vordering precies heeft bedoeld. Op grond van het voorgaande staat vast dat de wijzigingsbepaling niet geldig is zodat [eiser01] eventuele in rekening gebrachte verhogingen niet verschuldigd is. Een veroordeling van HQ Hypotheken om de rente niet te verhogen is daarvoor niet nodig. Deze vordering zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen.
3.14
De vordering tot terugbetaling van wat [eiser01] aan opslagrente te veel heeft betaald wordt toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding omdat [eiser01] geen feiten heeft gesteld die maken dat HQ Hypotheken eerder in verzuim was. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen omdat [eiser01] niet heeft gesteld dat hij meer heeft gedaan dan de gebruikelijke werkzaamheden ter voorbereiding van de procedure. Hij heeft daarom geen recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
3.15
Omdat anders wordt beslist dan in het verstekvonnis, zal dat vonnis worden vernietigd en zal een nieuwe uitspraak worden gedaan.
3.16
HQ Hypotheken zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente over de nakosten. [4]
3.17
De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren zonder voorwaarde dat het bedrag door [eiser01] aan zekerheid moet worden gesteld. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de betaling van een geldsom er in beginsel voldoende belang bestaat bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis. HQ Hypotheken heeft ook niet gesteld dat er sprake is van een restitutierisico.

4..De beslissing

De rechtbank
:
vernietigt het verstekvonnis van 9 december 2020 met zaaknummer 8887554 CV EXPL 20-42121 en opnieuw rechtdoende:
vernietigt het opslagwijzigingsbeding;
veroordeelt HQ Hypotheken om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle te veel betaalde opslagbedragen, dat wil zeggen die hoger zijn dan 1,3%, aan [eiser01] terug te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag waarop alles is betaald;
veroordeelt HQ Hypotheken in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser01] vastgesteld op € 73,00 aan griffierecht, € 106,47 aan dagvaardingskosten en € 2.228,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
371

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830
2.Hof van Justitie EU 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:470
3.Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1052, NJ 2016/358
4.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853