In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen An 't Roer B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. An 't Roer, vertegenwoordigd door mr. T. Colijn, vorderde ontruiming van een woning wegens huurachterstand. De gedaagde huurde sinds 1 mei 2018 een woning en had geen huur betaald over de maanden april tot en met december 2022, wat resulteerde in een totale huurachterstand van € 8.789,69. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd, waardoor de kantonrechter verstek verleende.
De kantonrechter overwoog dat de eis in kort geding toewijsbaar was, gezien de spoedeisendheid van de situatie en de aannemelijkheid dat de vordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De rechter oordeelde dat de huurachterstand voldoende grond bood voor ontbinding van de huurovereenkomst en dat de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd was. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na het vonnis.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de huur voor de maanden na december 2022, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ondanks mogelijke hoger beroep.