ECLI:NL:RBROT:2022:1199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
83/104047-20 en 10/135747-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag

Op 21 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die met valse geboortebewijzen aangifte heeft gedaan van de geboorte van een niet-bestaande tweeling. De verdachte ontving gedurende vijf jaar onterecht kinderopvangtoeslag op basis van deze valse geschriften. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift en het doen van een valse opgave in een authentieke akte. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 134 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij twee minderjarige kinderen heeft. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige fraude, waarbij zij meer dan €200.000,- aan kinderopvangtoeslag onterecht heeft ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen heeft voor soortgelijke feiten en heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor de verdachte om haar financiële situatie te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83/104047-20 en 10/135747-18
Datum uitspraak: 21 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 april 2021 en 7 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, waarvan de dagvaarding met parketnummer 83/135747-18 op de terechtzitting van 7 februari 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.E. Broeders heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/135747-18 onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 83/104047-20 en 10/135747-18 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, het meewerken aan schuldhulpverlening en een inspanningsverplichting om een zinvolle dagbesteding en geschikte huisvesting te verkrijgen en te behouden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 83/104047-20 en 10/135747-18 onder 1 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering 10/135747-18 onder 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van oplichting. De feitelijke omschrijving dekt de wettelijke vereisten niet. Het opgeven van een geboorte is niet het aannemen van een valse naam, noch een valse hoedanigheid. Het betreft evenmin een listige kunstgreep, immers het omvat slechts een enkele leugen, namelijk het vertellen dat er kinderen zijn geboren, en om die reden is het ook geen samenweefsel van verdichtsels.
Standpunt officier van justitie
Dit feit is kennelijk door een fout op de aan de verdachte uitgebrachte tenlastelegging blijven staan. Wanneer de rechtbank toekomt aan een beoordeling van dat feit dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 348-350 van het Wetboek van Strafvordering de tenlastelegging de grondslag vormt voor haar beoordeling. Het feit dat op de aan de verdachte uitgebrachte tenlastelegging per abuis een tweede feit is opgenomen kan er niet toe leiden dat de rechtbank dit feit niet bij haar beoordeling betrekt.
Evenals de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank, zij het op andere dan de aangevoerde gronden, tot het oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De moeder van verdachte heeft op 11 mei 2009 met een tweetal valse geboortebewijzen aangifte gedaan van de geboorte van de tweeling [naam kind 1] en [naam kind 2] , waarna door de Gemeente Rotterdam ten name van hen een akte van geboorte is afgegeven. Voorts bekent verdachte dat [naam kind 1] niet bestaat en [naam kind 2] niet haar biologische zoon is.
Hieruit volgt dat geen sprake is van een enkele leugen zoals door de verdediging gesteld, maar dat sprake is van listige kunstgrepen.. Er is immers naast de mededeling dat verdachte moeder is geworden van een tweeling tevens een tweetal valse geboortebewijzen gebruikt bij de aangifte.
Niet kan echter worden vastgesteld dat de moeder van de verdachte opzet heeft gehad op de valsheid van de door haar gedane mededeling en afgegeven geboortebewijzen., zodat geen sprake is van medeplegen zoals ten laste is gelegd. Ten aanzien van de verdachte kan dan hooguit sprake zijn van het doen plegen van oplichting, maar dat wordt haar niet verweten.
4.2.3.
Conclusie
Het tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd ten aanzien van het bewijs. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummers 83/104047-20 en 10/135747-18 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
83/104047-20
zij
in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 31 december 2014 te Rotterdam,
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 d.d. 6 augustus 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 d.d. 2 september 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en
- een plaatsingsovereenkomst nr. [nummer] van kinderopvanginstelling 'KindeRdam' d.d. 15 december 2009 ten behoeve van [naam kind 1] en [naam kind 2]
en
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en [naam kind 3]
en
- een plaatsingsovereenkomst kinderdagverblijf KindeRdam ten behoeve van [naam kind 1] zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt ,
immers heeft zij, verdachte, toen en daar telkens valselijk in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven-
vermeld of doen vermelden dat zij, verdachte, gebruik heeft gemaakt van kinderopvang of dat zij, verdachte, voor de kinderopvang kosten heeft gemaakt
en
vermeld of doen vermelden dat [naam kind 1] en [naam kind 2] kinderopvang hebben gekregen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en telkens opzettelijk bovenbedoelde valse geschriften heeft gebruikt, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte de valse geschriften heeft opgestuurd naar Belastingdienst/Toeslagen terwijl zij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
10/135747-18
1.
zij
op 11 mei 2009
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander ,
in een authentieke akte, te weten een akte van geboorte,
valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte
moet doen blijken, te weten dat
- [naam kind 1] was geboren op [geboortedatum] -2009 en
- [naam kind 2] was geboren op [geboortedatum] -2009,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
als ware haar opgave in overeenstemming met de waarheid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
83/104047-20
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
10/135747-18
Medeplegen van het in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit, van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware haar opgave in overeenstemming met de waarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.1.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft met een tweetal valse geboortebewijzen aangifte laten doen van de geboorte van een tweeling waarvan het meisje nooit heeft bestaan en het jongetje niet haar biologische zoon was. Daarna heeft verdachte gedurende een periode van vijf jaar op basis van valse geschriften onterecht kinderopvangtoeslag ontvangen. Op het moment dat er vanuit Jeugdzorg en de leerplichtambtenaar lastige vragen gesteld werden over de tweeling, liet verdachte een 9-jarige jongen bij de politie verklaren dat hij haar zoon is en een tweelingzusje heeft en haalde zij een 10-jarig nichtje uit Frankrijk over om haar te presenteren als haar tweelingdochter.
De verdachte ondergraaft met haar handelen het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen. Dat geldt des te meer voor authentieke akten als een akte van geboorte. Daarnaast holt zij het sociale vangnet van de kinderopvangtoeslag uit. Door het plegen van de strafbare feiten heeft zij ten onrechte een bedrag van ruim € 200.000,- aan kinderopvangtoeslag ontvangen. Zij heeft zich met haar handelen volledig laten leiden door financiële motieven. De rechtbank rekent het verdachte tevens zeer aan dat zij twee minderjarige kinderen in dit handelen heeft betrokken.
6.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 mei 2021, en een aanvulling daarop, gedateerd 3 februari 2022. De reclassering kan geen inschatting maken van het recidiverisico, maar acht het wel van belang dat de verdachte begeleid wordt in het verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen handelen en het leren maken van meer doordachte keuzes in haar leven. Ook zijn er zorgen over verdachtes financiële situatie, omdat zij veel schulden heeft. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, het meewerken aan schuldhulpverlening en een inspanningsverplichting om een zinvolle dagbesteding en geschikte huisvesting te verkrijgen en te behouden. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 3 oktober 2018. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Wel is er sprake van afhankelijke en antisociale trekken. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
6.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 10 juli 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 10 juli 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 3,5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 1,5 jaar. Nu deze overschrijding deels te wijten is aan de verdediging, zal de rechtbank geen gevolgen verbinden aan de overschrijding van de redelijke termijn, maar volstaan met het constateren daarvan.
Gezien de ernst van de feiten en het benadelingsbedrag kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op het feit dat het gaat om oude feiten die gedurende de jaren 2009 tot en met 2014 zijn gepleegd, dat de verdachte nadien volgens haar strafblad geen strafbare feiten meer heeft gepleegd, de toentertijd jonge leeftijd van verdachte, het feit dat zij twee minderjarige kinderen heeft en haar leven op dit moment redelijk op orde lijkt te hebben, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts weegt de rechtbank mee dat de verdachte nog een groot bedrag zal moeten afbetalen. Een gevangenisstraf zal de financiële positie van haar en haar kinderen dan nog verder doen verslechteren. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt daarom het maximaal aantal uren taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 227 van het Wetboek van Strafrecht.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/135747-18 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 83/104047-20 en 10/135747-18 onder 1 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 134 (honderdvierendertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
De veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland en werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
De veroordeelde werkt -indien nodig - mee aan een intelligentie- en diagnostisch onderzoek en laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
De veroordeelde spant zich in om een zinvolle dagbesteding en geschikte huisvesting te verkrijgen en te behouden. De veroordeelde dient stukken te overleggen waaruit dit blijkt en/of in te stemmen dat de reclassering overleg heeft met de betreffende referenten/contactpersonen, indien de reclassering dat noodzakelijk acht. Ook als dit inhoudt dat de veroordeelde haar medewerking zal verlenen aan ambulante begeleiding hiervoor. Indien de reclassering het nodig vindt, zal de veroordeelde aangemeld worden bij een instelling voor maatschappelijke ondersteuning voor begeleiding bij deze praktische zaken.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
83/104047-20
zij
op een of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 31 december 2014 te Rotterdam en/of Capelle aan den Ijssel en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 d.d. 6 augustus 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en/of
[naam kind 2] (V1-DOC-006) en/of
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 d.d. 2 september 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en/of
[naam kind 2] (V1-DOC-008) en/of
- een plaatsingsovereenkomst nr. [nummer] van kinderopvanginstelling 'KindeRdam' d.d. 15 december 2009 ten behoeve van [naam kind 1] en/of [naam kind 2]
(V1-DOC-014) en/of
- een antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2011 ten behoeve van de aanvraag kinderopvangtoeslag voor [naam kind 1] en/of [naam kind 2] en/of [naam kind 3]
(V1-DOC-021) en/of
- een plaatsingsovereenkomst kinderdagverblijf KindeRdam ten behoeve van [naam kind 1] (V1-DOC-026, p.18-19)
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/ of vervalst en/ of doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar, verdachtes, mededader(s)
toen en daar (telkens) valselijk in strijd met de waarheid
- zakelijk weergegeven-
vermeld en/ of doen vermelden en/ of opgenomen en/ of doen opnemen dat zij, verdachte, gebruik heeft gemaakt van kinderopvang en/ of dat zij, verdachte, voor de kinderopvang betalingen heeft verricht en/ of kosten heeft gemaakt
en/of
vermeld en/of doen vermelden en/of opgenomen en/of doen opnemen dat [naam kind 1] en/of [naam kind 2] en/of [naam kind 3] kinderopvang hebben gekregen, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
(telkens) opzettelijk bovenbedoeld(e) / genoemd(e) valse of vervalst geschrift(en) heeft gebruikt en/of doen gebruiken en/of laten gebruiken, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte de/het valse en/of vervalste geschrift(en) heeft opgestuurd en/ of doen opsturen naar Belastingdienst/Toeslagen terwijl zij, verdachte, wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
10/135747-18
1.
zij
op of omstreeks 11 mei 2009
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
in een authentieke akte, te weten een akte van geboorte,
valse opgave heeft doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte
moet doen blijken, te weten dat
- [naam kind 1] was geboren op [geboortedatum] -2009 en/of
- [naam kind 2] was geboren op [geboortedatum] -2009,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
subsidiair
zij
op of omstreeks 11 mei 2009
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een akte
van geboorte valselijk heeft doen opmaken door
- opgave te (laten) doen van de geboorte van [naam kind 1] , geboren
[geboortedatum] -2009 en/of
- opgave te (laten) doen van de geboorte van [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum]
-2009,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
2.
zij op of omstreeks 11 mei 2009 te Rotterdam, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
(telkens)
met het oogmerk om zich en/ of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ of een valse hoedanigheid en/ of door listige kunstgrepen en/ of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meer medewerkers van de Gemeente Rotterdam heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een akte van geboorte, door
- valselijk opgave te doen van de geboorte van [naam kind 1] , geboren [geboortedatum] -2009, terwijl genoemde [naam kind 1] niet bestaat en/of
- valselijk opgave te doen van de geboorte van [naam kind 2] , geboren
[geboortedatum] -2009, als zijnde haar, verdachtes kind;