ECLI:NL:RBROT:2022:1211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
ROT 21/2456
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M.J. Iqbal, en het UWV. De eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de procedure behandeld na een online zitting op 27 januari 2022, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV de medische situatie van de eiser zorgvuldig hebben beoordeeld, ondanks dat er geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereiste voorwaarden voldeden en dat de medische beperkingen van de eiser correct waren vastgesteld.

De eiser had zich ziekgemeld als kok vanwege psychische en neurologische klachten en ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering. Na een beoordeling door het UWV werd geconcludeerd dat hij op 7 juli 2020 voor 25,11% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de onzorgvuldigheid van het onderzoek en de noodzaak van een urenbeperking, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist en dat de eiser geen recht had op de gevraagde uitkering. De uitspraak werd op 17 februari 2022 verzonden en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S.M.J. Iqbal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 24 juni 2020 heeft het UWV geweigerd aan eiser per 7 juli 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 25 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op een online zitting van 27 januari 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde en een tolk. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiser werkte als kok op uitzendbasis. Hij heeft zich op 10 juli 2018 wegens psychische en neurologische klachten ziekgemeld voor dit werk. Vanaf 12 juli 2018 kreeg eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In september 2019 heeft er een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) plaatsgevonden, waarna de ZW-uitkering is voortgezet.
Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 7 juli 2020. Deze beperkingen heeft zij opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser met zijn beperkingen nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser in deze functies gemiddeld 74,89% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiser

Eiser is het niet met het UWV eens. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsartsen hem niet hebben gezien. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Hij vindt dat hij een urenbeperking nodig heeft. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 25,11% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 7 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 7 juli 2020 voor 25,11% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser telefonisch gesproken. Zij heeft beschreven dat zij in de beoordeling rekening heeft gehouden met de informatie die eiser haar gegeven heeft (anamnese), het dossier met daarin het rapport van de EZWb en informatie van de huisarts.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 15 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij de gemachtigde van eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. Eiser zelf was niet bij de hoorzitting aanwezig. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
Het UWV heeft toegelicht dat er geen fysieke hoorzitting en spreekuur zijn geweest vanwege de toen geldende coronamaatregelen. De omstandigheid dat de verzekeringsartsen eiser bij de WIA-beoordeling niet tijdens een fysiek spreekuur hebben gezien, maakt het onderzoek in dit geval niet onzorgvuldig. De rechtbank vindt daarvoor van betekenis dat een verzekeringsarts eiser heeft gezien en onderzocht op 26 september 2019 in het kader van de EZWb. De verzekeringsartsen die de WIA-beoordeling hebben gedaan, hebben de bevindingen van toen meegenomen en de beperkingen overgenomen, afgezien van de urenbeperking. Tijdens de zitting heeft eiser te kennen gegeven dat zijn fysieke klachten gelijk zijn gebleven sinds de EZWb. Van belang is verder dat de verzekeringsartsen de beschikbare medische informatie hebben betrokken bij hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van de informatie die in beroep nog is opgestuurd en heeft geconcludeerd dat deze informatie de medische beoordeling niet verandert.
Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiser beperkt wordt door psychische klachten (spanningsklachten) en fysieke klachten (schouderklachten). Zij neemt de beperkingen die zijn vastgesteld tijdens de EZWb over. Volgens de verzekeringsarts is echter de urenbeperking die eerder gold niet langer noodzakelijk.
In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen in de rubrieken:
  • Persoonlijk functioneren;
  • Sociaal functioneren;
  • Fysieke omgevingseisen;
  • Dynamische handelingen;
  • Statische houdingen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 februari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. In beroep is hij daarbij gebleven, ook nadat hij heeft kennisgenomen van aanvullende medische informatie.
Lichamelijke klachten
Eiser vindt dat de verzekeringsartsen de aard en de ernst van zijn schouderletsel niet juist hebben gewogen. Na een val van zijn fiets in 2019 heeft hij te kampen met pijn aan zijn rechterschouder en krachtsverlies in zijn arm. In maart 2020 is hij bij de orthopeed geweest, die hem een operatie heeft geadviseerd. Tijdens deze ingreep op 29 juni 2021 is ook geconstateerd dat eiser artrose heeft aan de schouder. Eiser is verder in behandeling voor klachten aan zijn pols vanwege een slijmcyste.
De verzekeringsarts die het onderzoek heeft verricht voor de EZWb heeft de schouder onderzocht. Zij heeft informatie opgevraagd bij de huisarts over de pijnklachten aan de schouder, maar deze kon daarover geen informatie geven. De verzekeringsarts heeft beperkingen gesteld voor trillingsbelasting, zware lasten hanteren en boven schouderhoogte actief zijn. Deze beperkingen zijn overgenomen bij de beoordeling voor een uitkering op grond van de Wet WIA. In beroep heeft eiser brieven opgestuurd, onder meer van de radioloog en de orthopeed. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in reactie op deze stukken toegelicht dat de schouderklachten die daaruit blijken bekend waren. In de informatie van de behandelaars ziet hij een bevestiging voor de beperkingen zoals deze in de FML staan. Hij constateert dat in het verleden wel gesproken is over AC-artrose, maar ziet dit in de latere brieven en het operatieverslag niet terugkomen. Uit de informatie leidt hij verder af dat eiser inderdaad een slijmcyste heeft op zijn rechterpols. Deze aandoening geeft zelden aanleiding tot klachten, terwijl op de röntgenfoto van de pols geen afwijking is waar te nemen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft geen reden te oordelen dat de mogelijkheden en beperkingen van eiser op 7 juli 2020 op onjuiste wijze in de FML zijn neergelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom de FML op deze wijze is vastgesteld en waarom uit de beschikbare medische informatie volgt dat op de datum in geding geen sprake was van meer of andere beperkingen vanwege de schouder- en polsklachten.
Psychische klachten
Verder vindt eiser dat zijn psychische klachten meer beperkingen geven dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Om zijn stelling te onderbouwen heeft eiser gewezen op een rapport van [naam persoon] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige arbeidshulpverlening, werkzaam bij de Parnassia Groep.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom dit rapport geen reden vormt voor meer beperkingen. Hij heeft toegelicht dat de conclusies in het rapport over de onmogelijkheden van eiser niet stroken met de voorwaarden in het Schattingsbesluit en evenmin met zijn dagverhaal. De rechtbank neemt nog in aanmerking dat in het rapport zelf staat dat het een psychologisch participatie advies is, en geen keuring. Dit betekent dat het is opgesteld met een ander doel dan de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser, zodat het om die reden ook niet de waarde heeft die eiser eraan geeft.
Urenbeperking
Tot slot vindt eiser dat hij door zijn beperkingen geen normale werkweek kan werken en dat een urenbeperking op zijn plaats is.
De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat bij de EZWb een tijdelijke urenbeperking is gegeven op preventieve gronden. Er speelden op dat moment sociale factoren, die eisers gezondheid niet bevorderden. Hij was anderhalf jaar lang dakloos en had schulden. Hij is verwezen naar de Nico Adriaans Stichting voor begeleiding. Er is ook een urgentieverklaring aangevraagd voor een woning. Tijdens het telefoongesprek met de verzekeringsarts op 9 juni 2020 heeft eiser verteld dat hij sinds een paar maanden weer een woning heeft. Daarnaast heeft hij een bewindvoerder. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de urenbeperking die eerder nodig was vanwege de persoonlijke omstandigheden van eiser niet meer aan de orde is, omdat zijn situatie is gestabiliseerd. Eiser is niet in behandeling zodat er ook geen reden is voor een urenbeperking vanwege beperkte beschikbaarheid. Voor een urenbeperking op preventieve gronden ziet de verzekeringsarts evenmin aanleiding, zolang er rekening wordt gehouden met de andere beperkingen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hieraan nog toegevoegd dat uit de medische informatie niet naar voren komt dat eiser een aandoening heeft waarvoor een beperking op energetische gronden nodig is.
De rechtbank kan deze redenering en conclusie volgen. De rechtbank ziet daarom, mede in het licht van het gegeven oordeel over de zorgvuldigheid van het verrichte onderzoek, geen aanleiding te twijfelen aan de beoordeling van verweerder op dit onderdeel.
De beroepsgronden die zijn gericht tegen de medische beoordeling slagen niet.
De arbeidskundige beoordeling
De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft op grond van de FML functies gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- (111180) Productiewerker industrie;
- (111010) Medewerker tuinbouw.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 maart 2021 toegelicht waarom de functies geschikt zijn ondanks de signalering op item 1.8.2 . Verder heeft hij voor de geschiktheid van de functies verwezen naar het rapport van de arbeidsdeskundige. Deze heeft enkele knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiser heeft hier in beroep geen argumenten van arbeidskundige aard tegen aangevoerd. Het argument van eiser dat de geduide functies te zwaar zijn voor hem, is gebaseerd op de veronderstelling dat de beperkingen van eiser zijn onderschat. Deze gronden zijn bij de medische beoordeling al besproken.
De rechtbank vindt dan ook dat voldoende duidelijk is onderbouwd dat eiser, gezien de vastgestelde beperkingen, in staat is de functies te vervullen.
De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiser op 7 juli 2020 met deze functies 74,89% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als kok
,zodat eiser voor de overige 25,11% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid terecht bepaald op 25,11%. Omdat eiser hiermee minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de WIA‑uitkering van eiser per 7 juli 2020 terecht geweigerd. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in samenwerking met
mr. J.B.C. Hoeksel, griffier op 17 februari 2022.
De uitspraak is verzonden op 17 februari 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.