ECLI:NL:RBROT:2022:12288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10/242426-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor vrijheidsbeneming en kosten rechtsbijstand in strafprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding en vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, ingediend door de verzoeker, geboren op [geboortedatum01] 1984. De verzoeker was van 4 tot 6 december 2021 in verzekering gesteld en verzocht om een schadevergoeding van € 210,= voor de vrijheidsbeneming, alsook om een vergoeding van € 280,= voor de kosten van rechtsbijstand in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in de strafzaak met parketnummer 10/242426-19 was veroordeeld voor belaging en een vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de schadevergoeding, ondanks dat artikel 530 Sv niet expliciet voorziet in vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in deze procedure. De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen en de verzoeker een schadevergoeding van € 210,= en een vergoeding voor rechtsbijstand van € 280,= toegekend. De beschikking is gegeven door rechter W.A.F. Damen, in tegenwoordigheid van griffier M. Looij-Jacobs.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/242426-19
Raadkamernummers: [nummer01] (533 Sv)
[nummer02] (530 Sv)
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken als bedoeld in de artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker01] verzoeker,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
voor deze zaak domicilie kiezende te Letostraat 5 , 3089 RD Rotterdam ten kantore van zijn advocaat mr. H.E. Borgman.

Procedure

De verzoeken zijn op 10 mei 2022 ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift en van het raadkamerdossier, waaronder het dossier van de onder bovengenoemd parketnummer ingeschreven strafzaak tegen de verzoeker.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzocht is allereerst dat aan de verzoeker op de voet van artikel 533 Sv ten laste van de Staat een bedrag van € 210,= wordt toegekend voor de schade als gevolg van de vrijheidsbeneming.
Voorts is verzocht op de voet van artikel 530 Sv dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 280,=.
De officier van justitie is op 12 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om een schriftelijk standpunt in te nemen over de verzoeken. De officier van justitie heeft daar tot op heden geen gebruik van gemaakt. De rechtbank zal gelet op het tijdsverloop desondanks een beslissing nemen op het verzoekschrift.

Feiten

De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer van 4 december 2021 tot op 6 december 2021 in verzekering gesteld geweest.
Bij vonnis van deze rechtbank, uitgesproken op 16 februari 2022, is de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen.

Beoordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 13 februari 2020 heeft de politierechter in de rechtbank Rotterdam de verzoeker wegens belaging veroordeeld en hem onder meer een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) opgelegd. Deze maatregel houdt een locatie- en contactverbod in voor de verzoeker met het slachtoffer.
Op 4 december 2021 is de verzoeker aangehouden op verdenking van overtreding van de vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 6:3:15 lid 1 Sv juncto artikel 6:3:14 lid 1 sub b Sv).
Op 4 december 2021 is verzoeker hieromtrent gehoord en is hij in verzekering gesteld.
De officier van justitie heeft vervolgens een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf bij de rechter-commissaris ingediend (artikel 6:6:20 lid 1 sub a Sv).
Bij beschikking van 6 december 2021 heeft de rechter commissaris de vordering van de officier van justitie afgewezen en de invrijheidstelling van de verzoeker bevolen. De motivering van de rechter-commissaris houdt onder meer in: “Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de veroordeelde één of meer voorwaarden van het vonnis van 13 februari 2020 heeft overtreden.”
Verzoek artikel 533 Sv
Op grond van artikel 537 Sv kan, in de gevallen waarin een vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in verband met het niet-naleven van een vrijheidsbenemende maatregel (als bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid onder a wetboek van Strafvordering) wordt afgewezen dan wel het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, de rechter die als laatste over de vordering heeft geoordeeld op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming die voorafgaand aan de beslissing op de vordering is ondergaan. De artikelen 533, eerste lid, tweede volzin, tweede lid, en zesde lid, 534 en 536 zijn van overeenkomstige toepassing. Toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In het onderhavige geval is de verzoeker op 4 december 2021 aangehouden. Vervolgens heeft de verzoeker drie dagen op het politiebureau doorgebracht naar aanleiding van de verdenking van overtreding van een maatregel ex artikel 38v Sr, te weten een contactverbod.
De onderhavige specifieke situatie valt naar het oordeel van de rechtbank op één lijn te stellen met de gevallen waarin aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding voor ondergane hechtenis, genoemd in artikel 537 Sv. De rechtbank zal het verzoek om schadevergoeding dan ook behandelen als ware het een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 537 Sv.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de norm die volgt uit artikel 537 lid 1 juncto 533 Sv, er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van een vergoeding ter zake van door de verzoeker ondergane vrijheidsbeneming tot het bedrag zoals is verzocht, dus € 210,=.
Verzoek artikel 530 Sv
Daarnaast is verzocht om vergoeding van de kosten voor het opstellen en indienen van het artikel 533 Sv-verzoekschrift. Op grond van artikel 530 Sv kan een gewezen verdachte in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr. Ingevolge artikel 530, vierde lid, Sv juncto artikel 529, vijfde lid Sv is een en ander van overeenkomstige toepassing op in dit artikellid nader opgesomde rechtsgedingen.
De rechtbank constateert dat de procedure als bedoeld in artikel 6:6:20 Sv niet in deze opsomming is opgenomen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX5566) evenwel geconcludeerd dat uit de wetsgeschiedenis niet kan worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd de mogelijkheid tot toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 591a Sv (artikel 530 Sv) te binden aan strikte grenzen wat betreft de fase van het strafproces waarin de kosten van een raadsman in de geëindigde strafzaak zijn gemaakt of wat betreft de aard van de met die zaak rechtstreeks verband houdende juridische procedure. De wetgever heeft bij de totstandkoming van het voormalige artikel 14l Sr (artikel 6:6:20 Sv) voorts geen blijk gegeven van een bewuste keuze om de kosten die met rechtsbijstand in een op de voet van artikel 14l Sr (artikel 6:6:20 Sv) aangevangen procedure zijn gemoeid niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
Tegen deze achtergrond is er geen reden om aan te nemen dat de kosten voor rechtsbijstand niet op grond van artikel 530 Sv kunnen worden gecompenseerd. Dergelijke compensatie ligt naar het oordeel van de rechtbank in het verlengde van de toekenning van schadevergoeding en is in die zin ook te zien als een strafprocessuele tegenhanger van de materiële vergoeding voor de vrijheidsbeneming ter zake een voorlopige tenuitvoerlegging. Voorts merkt de rechtbank op dat het schadeloosstellen van de verzoeker doorgaans niet kán worden bereikt wanneer de kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift zal worden afgewezen. In dat geval komen de kosten voor het indienen van het verzoekschrift voor rekening van de verzoeker, waardoor hij aan zijn raadsman meer zal moeten betalen dan dat hij thans vergoed krijgt.
Bovenstaande feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, ziet de rechtbank gronden van billijkheid om aan de verzoeker ook de (forfaitaire) vergoeding toe te kennen voor de kosten voor het opstellen en indienen van de op grond van artikel 533 Sv ingediende verzoekschrift.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer [nummer01] ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 210,= (zegge: tweehonderdtien euro).
t.a.v. het onder RK-nummer [nummer02] ingeschreven verzoek:
kent aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 280,= (zegge: tweehonderdtachtig euro).
Deze beschikking is gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, rechter,
in tegenwoordigheid van M. Looij-Jacobs, griffier,
en uitgesproken op 24 oktober 2022.

Bevelschrift van de rechter in de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2022 (RK-nummer: [nummer01] ) is op de voet van artikel 533 Sv aan
[verzoeker01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
een vergoeding ten laste van de Staat toegekend van € 210,= (zegge: tweehonderdtien euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op IBAN-rekeningnummer [rekeningnummer01] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor EwaldBorgman.
Dit bevelschrift is afgegeven op 24 oktober 2022 door mr. W.A.F. Damen, in de hoedanigheid van rechter in deze rechtbank.

Bevelschrift van de rechter in de rechtbank Rotterdam

Bij beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2022 (RK-nummer: [nummer02] ) is op de voet van artikel 530 Sv aan
[verzoeker01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
een vergoeding uit ’s Rijks kas toegekend van € 340,= (zegge: driehonderdveertig euro).
Bevolen wordt dat de griffier na het onherroepelijk worden van de beschikking overgaat tot uitbetaling van dit bedrag door overmaking op IBAN-rekeningnummer [rekeningnummer01] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor EwaldBorgman.
Dit bevelschrift is afgegeven op 24 oktober 2022 door mr. W.A.F. Damen, in de hoedanigheid van rechter in deze rechtbank.