ECLI:NL:RBROT:2022:1540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9440100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet betreffende vernietiging van overeenkomst door misleidende informatie over prijs bij rioolontstopper

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiseres, [persoon A], heeft de overeenkomst met gedaagde, [persoon B], vernietigd op grond van misleidende informatie over de prijs van de verleende diensten. Op 15 oktober 2020 heeft [persoon B] het toilet van [persoon A] ontstopt en een factuur van € 2.433,91 gepresenteerd, wat [persoon A] als exorbitant beschouwde. Eiseres heeft aangevoerd dat er vooraf geen duidelijke prijsafspraken zijn gemaakt en dat de uiteindelijke kosten niet in verhouding stonden tot de geleverde diensten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon B] niet voldoende informatie heeft verstrekt over de prijsberekening, waardoor [persoon A] misleid is. De rechter heeft de overeenkomst vernietigbaar verklaard op basis van artikel 6:193j lid 3 jo 193c lid 1 sub d BW, en heeft bepaald dat [persoon B] het bedrag van € 2.433,91 moet terugbetalen aan [persoon A]. Tevens zijn de kosten van de verzetprocedure aan de zijde van [persoon A] vastgesteld op € 218,-. Het verstekvonnis van 20 april 2021 is bekrachtigd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9440100 \ CV EXPL 21-30553
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[persoon A] ,
wonend in [woonplaats A] ,
eiseres, gedaagde in verzet,
hierna te noemen: [persoon A] ,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[persoon B] , h.o.d.n. [handelsnaam B] ,
wonend en zaakdoend in [plaats B] ,
gedaagde, eiser in verzet,
hierna te noemen: [persoon B] ,
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het inleidend exploot van dagvaarding met producties van 23 maart 2021;
  • het verstekvonnis van 20 april 2021;
  • de verzetdagvaarding met producties van 8 september 2021;
  • het tussenvonnis van 25 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [persoon B] van 27 december 2021 met een aanvullende productie;
  • de conclusie van antwoord in oppositie met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 26 januari 2022. Namens [persoon A] zijn haar dochter mw. [persoon C] , vergezeld door diens partner, en de gemachtigde verschenen. [persoon B] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[persoon A] , 85 jaar oud, woont zelfstandig in een woning in Bergschenhoek, op het adres [adres] . Op 15 oktober 2020 was het toilet van deze woning verstopt. [persoon A] heeft daarop via Google gezocht naar een bedrijf dat deze verstopping zou kunnen verhelpen. Zij heeft daarbij op het bovenste resultaat geklikt en belandde op de website [naam website] . [persoon A] heeft vervolgens gebeld naar het telefoonnummer dat zij op deze website heeft gevonden.
2.2.
Diezelfde dag, 15 oktober 2020 om 15.00 uur, is [persoon B] vergezeld van een compagnon, verschenen bij de woning van [persoon A] . Zij hebben met behulp van een spiraal, die is aangesloten op een machine, het toilet van [persoon A] in een half uur succesvol ontstopt.
2.3.
Na afronding van de werkzaamheden heeft [persoon B] [persoon A] geconfronteerd met een factuur van € 2.433,91. Zij heeft die factuur getekend en direct per pin het volledige bedrag betaald. De factuur luidt, voor zover van belang, als volgt:
2.4.
Op 13 november 2020 heeft de dochter van [persoon A] namens haar aangifte gedaan bij de politie vanwege oplichting.
2.5.
Bij brief van 11 januari 2021 heeft de gemachtigde van [persoon A] zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 115,- een redelijke vergoeding is voor de werkzaamheden van [persoon B] . Zij heeft daarom een bedrag van € 2.318,92 teruggevorderd. Ondanks diverse aanmaningen door de gemachtigde van [persoon A] is [persoon B] niet tot betaling overgegaan.
2.6.
Bij verstekvonnis van 20 april 2021 met zaaknummer 9113828 \ CV EXPL 21-11583, heeft de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen vernietigd en [persoon B] veroordeeld tot betaling aan [persoon A] van € 2.799,- vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.433,91 vanaf de datum van verzuim, met veroordeling van [persoon B] in de kosten van de procedure.

3..Het geschil

3.1.
[persoon A] heeft (kort gezegd) bij de oorspronkelijke dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
  • primairde overeenkomst tussen partijen te vernietigen en [persoon B] te veroordelen tot betaling van € 2.433,91 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente vanaf 15 oktober 2020, en € 365,09 aan buitengerechtelijke kosten;
  • subsidiair:[persoon B] te veroordelen tot betaling van € 2.318,92 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2021, en € 347,84 aan buitengerechtelijke kosten;
  • primair en subsidiair:[persoon B] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [persoon A] destijds (samengevat) het volgende ten grondslag gelegd. Partijen zijn voorafgaand aan de werkzaamheden geen prijs overeengekomen. [persoon B] heeft alleen vluchtig wat prijsindicaties laten zien. Pas achteraf werd [persoon A] met de totaalprijs geconfronteerd en werd ondertekening en directe betaling van de factuur geëist. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat zij 85 jaar oud is en alleen stond tegenover twee mannen. De gehanteerde prijs staat niet in redelijke verhouding tot de werkzaamheden, omdat € 105,- tot € 115,- een gebruikelijk tarief is. Dit handelen van [persoon B] moet worden aangemerkt als een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b BW en moet daarom leiden tot vernietiging van de overeenkomst en terugbetaling van het bedrag. Voor zover de rechter hiertoe niet overgaan dient [persoon B] subsidiair te worden veroordeeld tot terugbetaling van € 2.318,92. Aangezien partijen vooraf geen prijs zijn overeengekomen, moet op grond van artikel 7:405 lid 2 BW namelijk een redelijk loon worden vastgesteld. Dat betreft een bedrag van € 115,-.
3.3.
[persoon B] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hem te ontheffen van de veroordeling uit het verstekvonnis en opnieuw rechtdoend de vorderingen van [persoon A] af te wijzen, dan wel te matigen tot nihil, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten en nakosten.
3.4.
[persoon B] voert het volgende aan. [persoon B] is voorafgaand aan de werkzaamheden met [persoon A] overeengekomen welke tarieven hij zou hanteren. Het is voor hem daarbij niet vooraf in te schatten hoeveel meter spiraal hij zal gebruiken en hoe hoog de kosten dus zullen oplopen. Achteraf heeft [persoon A] daarom de kosten ook gewoon betaald. Van het verstrekken van onjuiste informatie of van misleiding is dus geen sprake. Het beroep op artikel 7:405 lid 2 BW gaat evenmin op, aangezien partijen vooraf al een prijs waren overeengekomen.

4..De beoordeling

4.1.
[persoon A] vordert vernietiging van de overeenkomst van opdracht die partijen hebben gesloten, omdat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Het volgende juridische kader is daarbij van belang. Artikel 6:193j lid 3 BW bepaalt dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen vernietigbaar is. Uit artikel 6:193b BW volgt dat in het bijzonder sprake is van zo’n oneerlijke praktijk in geval van misleiding. In artikel 6:193c BW is vervolgens uitgewerkt wanneer een handelspraktijk wordt aangemerkt als misleidend. Dat is onder meer het geval als informatie wordt verstrekt die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie, zoals ten aanzien van de prijs of de wijze waarop die wordt berekend. Uit artikel 6:193j lid 1 BW volgt verder dat het aan de handelaar is om te onderbouwen dat hij de juiste informatie heeft verstrekt.
4.2.
Tegen de achtergrond van dit juridisch kader wordt het volgende overwogen. Het staat vast dat de werkzaamheden van [persoon B] ongeveer 30 minuten hebben geduurd en dat hij daarvoor een bedrag van € 2.433,91 in rekening brengt. [persoon B] heeft niet betwist dat een gebruikelijk tarief voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden € 115,- betreft. Dat betekent dat hij een bedrag in rekening brengt dat ruim twintig maal zo hoog is als het gebruikelijke tarief. Dit bedrag is met name zo hoog door de in rekening gebrachte prijs van € 69,90 per meter aan ‘spiraalkosten’. [persoon A] stelt dat voor haar vooraf niet duidelijk was dat het totaalbedrag zo hoog kon opleiden en dat [persoon B] haar dus misleid heeft.
4.3.
[persoon B] heeft betwist dat van misleiding sprake is. Hij stelt dat [persoon B] vooraf akkoord is gegaan met de gehanteerde tarieven, door een handtekening te plaatsen op zijn tablet. Hij wijst daarbij daarop op de handtekening onder de factuur (r.o. 2.3). Deze handtekening kan echter niet voorafgaand aan de werkzaamheden zijn geplaatst. Op dat document staat namelijk al dat [persoon B] 25 meter riool heeft gereinigd en dat hij daarbij kalk, vet en tampons heeft aangetroffen. Deze handtekening kan dus pas voor het eerst na afronding van de werkzaamheden zijn geplaatst. Op dit moment staat daarom niet vast dat de gehanteerde tarieven vooraf zijn overeengekomen.
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat dit ook niet vastgesteld behoeft te worden. Zelfs als namelijk vast zou staan dat [persoon A] vooraf heeft getekend voor de door [persoon B] gehanteerde tarieven, dan kan nog steeds niet worden gezegd dat [persoon B] [persoon A] vooraf duidelijke informatie heeft verstrekt over de wijze waarop de prijs wordt berekend. Uit de algemene lijst met tarieven, die [persoon B] als productie 4 heeft overgelegd, kan een gemiddelde consument namelijk niet opmaken tot welke totaalprijs dat kan leiden. Het betreft een lijst met verschillende technische termen, waarvan een gemiddelde consument niet kan inschatten in hoeverre die benodigd zijn voor het ontstoppen van een toilet. Het is enerzijds begrijpelijk dat [persoon B] vooraf ook niet weet wat de aard en de locatie van de verstopping is, zodat hij niet exact aan kan geven wat de kosten zullen zijn. Het ligt dan anderzijds echter wel op zijn weg om de klant ervoor te waarschuwen dat hij wellicht tientallen meters riool moet reinigen (wat ook van dat standpunt zij), waardoor de kosten kunnen oplopen tot duizenden euro’s. Dat hij dit gedaan heeft is onvoldoende gebleken. [persoon B] heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling namelijk verklaard dat hij aan zijn klanten aangeeft: “Het gaat minimaal 200 of 300 euro kosten, maar dat kan oplopen wanneer het probleem verderop zit”. Deze toelichting wekt de indruk dat het bedrag wellicht kan oplopen tot € 400,- of € 500,-, maar van een gemiddelde consument kan niet worden verwacht dat hij er rekening mee houdt dat de gehanteerde tarieven en de toelichting daarbij ertoe kunnen leiden dat hij wordt geconfronteerd met een factuur van bijna € 2.500,-.
4.5.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [persoon B] misleidende informatie over de prijs en wijze waarop die wordt berekend heeft verstrekt aan [persoon A] , mede door de algemene manier waarop die informatie gepresenteerd wordt. Op grond van artikel 6:193c lid 1 sub d jo 193j lid 3 BW is de overeenkomst die hierdoor tot stand is gekomen daarom vernietigbaar. De vordering die daarop is gericht is dus toewijsbaar. De overige daartoe aangevoerde gronden behoeven geen behandeling. Het gevolg van de vernietiging is dat [persoon B] het bedrag van € € 2.433,91 moet terugbetalen, op grond van onverschuldigde betaling. In zoverre wordt het verstekvonnis dus bekrachtigd.
4.6.
De verder in het verstekvonnis toegewezen rente en vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zijn niet afzonderlijk betwist en op de wet gegrond. Ook in dat opzicht wordt het verstekvonnis dus bekrachtigd.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [persoon B] veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A] worden vastgesteld op € 218,- aan salaris voor de gemachtigde (1 salarispunt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 20 april 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis;
veroordeelt [persoon B] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A] vastgesteld op € 218,- aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394