In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft eiseres, aangeduid als 'Moeder', een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als 'Dochter', tot terugbetaling van een geldlening. De kern van de zaak draait om de vraag of de betalingstoezegging van Dochter vernietigbaar is wegens bedreiging door Moeder. De procedure omvatte een tussenvonnis van 10 december 2021, waarin Dochter werd toegelaten tot het bewijs van de omstandigheden waaronder de betalingsafspraken tot stand zijn gekomen. Dochter heeft bewijs geleverd in de vorm van audiobestanden en videobestanden, waaruit blijkt dat Moeder haar onder druk heeft gezet om de betaling te doen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opnames duidelijk bedreigingen bevatten van Moeder aan Dochter, waarbij Moeder expliciet aangeeft dat zij Dochter het leven zuur zal maken als zij haar geld niet terugkrijgt. Deze bedreigingen zijn door de kantonrechter gekwalificeerd als zodanig dat ze een redelijk oordelend mens kunnen beïnvloeden. Gezien het bewijs dat Dochter heeft geleverd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de betalingstoezegging van Dochter onder invloed van een wilsgebrek tot stand is gekomen en daarom geen rechtsgevolg heeft.
De vorderingen van Moeder zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde van Dochter, met een toevoeging van nakosten indien Moeder niet binnen veertien dagen aan het vonnis voldoet. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort en is uitvoerbaar bij voorraad.