ECLI:NL:RBROT:2022:1699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
9341954 CV EXPL 21-23932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling geldlening met beroep op vernietigbaarheid door bedreiging

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft eiseres, aangeduid als 'Moeder', een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als 'Dochter', tot terugbetaling van een geldlening. De kern van de zaak draait om de vraag of de betalingstoezegging van Dochter vernietigbaar is wegens bedreiging door Moeder. De procedure omvatte een tussenvonnis van 10 december 2021, waarin Dochter werd toegelaten tot het bewijs van de omstandigheden waaronder de betalingsafspraken tot stand zijn gekomen. Dochter heeft bewijs geleverd in de vorm van audiobestanden en videobestanden, waaruit blijkt dat Moeder haar onder druk heeft gezet om de betaling te doen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opnames duidelijk bedreigingen bevatten van Moeder aan Dochter, waarbij Moeder expliciet aangeeft dat zij Dochter het leven zuur zal maken als zij haar geld niet terugkrijgt. Deze bedreigingen zijn door de kantonrechter gekwalificeerd als zodanig dat ze een redelijk oordelend mens kunnen beïnvloeden. Gezien het bewijs dat Dochter heeft geleverd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de betalingstoezegging van Dochter onder invloed van een wilsgebrek tot stand is gekomen en daarom geen rechtsgevolg heeft.

De vorderingen van Moeder zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde van Dochter, met een toevoeging van nakosten indien Moeder niet binnen veertien dagen aan het vonnis voldoet. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9341954 CV EXPL 21-23932
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Hennen te Schiphol,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.M. van Ommeren te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘Moeder’ en gedaagde als ‘Dochter’.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 10 december 2021;
  • de akte bewijslevering van Dochter, met producties;
  • de akte uitlating van Moeder.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De (verdere) beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 december 2021 is Dochter toegelaten tot het bewijs van (feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat de afspraak die zij heeft gemaakt met Moeder, inhoudende dat zij in januari 2021 € 600,- zou betalen, in februari 2021 € 450,- en in maart 2021 € 450,-, tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek aan de zijde van Dochter, waardoor deze afspraak vernietigbaar is.
2.2.
De kantonrechter heeft onder 3.3 van genoemd tussenvonnis overwogen dat indien Dochter slaagt in dit bewijs, de vorderingen van Moeder zullen worden afgewezen.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Dochter is geslaagd in het bewijs en overweegt daarover het volgende. Dochter heeft een achttal audiobestanden en vier videobestanden overgelegd. Dochter heeft gesteld dat deze opnames dateren van 10 en 13 december 2020, voor de eerste termijn van terugbetaling. Moeder heeft dit niet weersproken, zodat ervan uit moet worden gegaan dat de opnames inderdaad zijn gemaakt voordat Dochter haar betalingstoezegging aan Moeder deed.
2.4.
Op meerdere opnames is te horen dat Moeder – in niet mis te verstane bewoordingen en doorspekt met de nodige krachttermen – aan Dochter te kennen geeft dat zij haar geld terug wil en dat zij het leven van Dochter tot een hel zal maken. Dochter stelt dat zij uit angst vanwege deze bedreigingen aan Moeder heeft toegezegd een bedrag van € 1.500,- te betalen. Moeder heeft niet betwist dat zij de op de audiobestanden te horen uitlatingen heeft gedaan, maar stelt dat zij boos was en dat zij Dochter niet heeft bedreigd.
2.5.
De op de audiobestanden te horen uitlatingen van Moeder aan Dochter zijn naar het oordeel van de kantonrechter bedreigingen tegen Dochter.
Op de opname met de titel “Audio-2021-12-20-10-26-02”, waarvan een transcriptie en vertaling zijn overgelegd door Dochter, zegt moeder:
“Zorg ervoor dat ik al mijn geld krijg anders maak ik je kapot, [gedaagde].”
Op de opname met de titel “Audio-2021-12-20-10-26-05” is te horen dat Moeder tegen Dochter zegt:
“Je weet wat ik ga doen met jou.”
Op de opname met de titel “Audio-2021-12-20-10-26-06 is te horen dat Moeder tegen Dochter zegt:
“Ik ga je distroyeren[sic]
. (…) Met mij moet je niet sollen.”
Deze bedreigingen zijn zodanig, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed.
2.6.
Dochter heeft onweersproken gesteld dat zij door deze uitlatingen, die dus worden gekwalificeerd als bedreigingen, is aangezet tot het doen van de betalingstoezegging. Deze toezegging heeft daarom, nu zij tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek, geen gelding.
2.7.
Moeder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. De over de proceskosten en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.

3..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van Moeder af.
veroordeelt Moeder in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Dochter vastgesteld op € 467,50 aan salaris voor haar gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan de gemachtigde van Dochter dient te worden voldaan;
en indien Moeder niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 93,50 aan nasalaris. Ook is Moeder de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
51909