In deze zaak vordert Alphabet Nederland B.V. (hierna: Alphabet) van [gedaagde 1] een bedrag van € 10.988,39, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een mantelovereenkomst en een leaseovereenkomst die tussen partijen is gesloten. Alphabet heeft in de periode van 22 oktober 2019 tot en met 22 juni 2020 diverse facturen aan [gedaagde 1] gezonden, maar [gedaagde 1] heeft nagelaten deze volledig te betalen. Na aanmaning heeft [gedaagde 1] slechts een deel van het verschuldigde bedrag voldaan, waardoor zij in verzuim is geraakt. Alphabet heeft de vordering vervolgens aan de rechtbank voorgelegd.
De mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2022, waarbij [gedaagde 1] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Alphabet niet is betwist door [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke kosten gematigd tot het bedrag dat volgens de wet is toegestaan, en heeft de wettelijke rente over het uitstaande bedrag toegewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Alphabet recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021.
De kantonrechter heeft [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 607,32 aan verschotten en € 373,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.