3.1.[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Vale te veroordelen om aan [eiser] te betalen diens salaris over oktober 2021 tot en met januari 2022 ten bedrage van € 6.631,35 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de achterstallige maandsalarissen , steeds vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
Vale te veroordelen om aan [eiser] te betalen diens vakantietoeslag van 8% over het salaris van februari 2020 tot en met januari 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, steeds vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
Vale te veroordelen om aan [eiser] te betalen diens reiskosten ten bedrag van € 800,00 netto;
Vale te veroordelen tot het doorgeven van de ziekmelding aan het UWV;
Vale te veroordelen tot het overleggen van deugdelijke salarisspecificaties en jaaropgaven, zulks binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor elke dag of gedeelte daarvan dat Vale in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
Vale te veroordelen tot het betalen van de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW, ten bedrag van € 625,00;
Vale te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente ex artikel 6:119 en 6:120 BW vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
Vale te veroordelen tot het overleggen van deugdelijke bruto-netto specificaties van de nabetalingen, zulks binnen 5 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor elke dag of gedeelte daarvan dat Vale in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
alle voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van Vale in de kosten van deze procedure.