Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon B] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening),
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 30 november 2021 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en heeft daarbij een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Deze regeling houdt in dat verzoeker 2,02% van zijn totale schuldenlast van € 81.875,72 aan zijn schuldeisers zou betalen. Zes van de zeven schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser, [persoon A], heeft geweigerd in te stemmen, omdat hij het aanbod te laag vond.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van [persoon A] slechts 3,6% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van [persoon A]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verzoeker zich voldoende inspant om zijn schuldenproblematiek op te lossen en dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren dan de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Tevens is [persoon A] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.