ECLI:NL:RBROT:2022:2107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
10/775006-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van arrestantenverzorger wegens inconsistentie in verklaringen van de aangeefster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een arrestantenverzorger, die ervan werd verdacht een vrouwelijke arrestant te hebben verkracht of aangerand. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat de verklaringen van de aangeefster op verschillende essentiële punten inconsistent en onjuist bleken. De aangeefster had op 19 augustus 2020 aangifte gedaan van verkrachting, maar de rechtbank oordeelde dat de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte die nacht dienst had en meerdere keren de cel van de aangeefster betrad, maar de verklaringen van de aangeefster waren niet consistent met eerdere meldingen en de bevindingen van de FARR-arts. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/775006-20
Datum uitspraak: 22 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te Den Bosch.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022 een 22 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] .

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit. De aangeefster [naam slachtoffer] (hierna: de aangeefster) verklaart consistent over wat er in de cel is gebeurd en haar verklaringen worden ondersteund door het DNA van de verdachte dat op haar slip is aangetroffen, zijn veelvuldige en soms ook langdurige aanwezigheid in haar cel en zijn handelen die nacht dat in strijd was met protocollen en met waarschuwingen over het gedrag van de aangeefster.
Beoordeling
Vaststaat dat de aangeefster in de nacht van 11 op 12 augustus 2020 verbleef in een cel op het politiebureau Doelwater in Rotterdam. Ook staat vast dat de verdachte die nacht dienst had als arrestantenverzorger en dat hij toen negen keer de cel van de aangeefster is binnen gegaan. Zij heeft vervolgens op 19 augustus 2020 aangifte van verkrachting dan wel aanranding gedaan tegen de verdachte.
Bij de verdenking van een zedenfeit is de aangifte over het algemeen het belangrijkste bewijsmiddel. Dat is in deze zaak niet anders. Omdat de verdachte de verwijten ontkent, is het noodzakelijk om de betrouwbaarheid van de aangeefster en daarmee de bruikbaarheid van haar verklaringen te beoordelen.
De aangeefster heeft op een aantal momenten verteld wat de verdachte in de cel met en bij haar zou hebben gedaan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat die verklaringen op verschillende – essentiële – punten niet consistent of onjuist gebleken zijn. In de eerste melding, bij e-mail van 13 augustus 2020, schrijft de advocaat van de aangeefster dat hij van haar heeft vernomen dat een politieman avances maakte en haar op haar borsten en billen heeft betast. In het informatieve gesprek op 19 augustus 2020 heeft de aangeefster verklaard dat de politieman ook met zijn vinger in haar vagina is geweest en dat zij hem oraal heeft moeten bevredigen. Tegen haar advocaat had zij daar kennelijk geen melding van gemaakt, wat de rechtbank, gelet op het ernstige en ingrijpende karakter van de door haar beschreven handelingen, opmerkelijk vindt. In haar aangifte komt de aangeefster vervolgens terug op haar verklaring dat de politieman met zijn vinger in haar vagina is geweest. Ook komt de door de aangeefster gegeven beschrijving van de penis van de politieman op geen enkel punt overeen met dat wat door de FARR-arts is vastgelegd over het geslachtsdeel van de verdachte.
Deze vaststellingen doen de rechtbank zodanig twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangeefster dat wordt geoordeeld dat de door haar afgelegde verklaringen niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Hierbij komt dat aanvullend bewijs dat betrekking heeft op de ten laste gelegde gedragingen ontbreekt. Over zijn DNA-materiaal dat op de slip van de aangeefster is aangetroffen, heeft hij verklaard dat het mogelijk is dat hij de slip aan de kant heeft gelegd toen hij wilde gaan zitten. Deze verklaring kan niet zonder meer als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Het gedrag van de verdachte die nacht, wat daar verder ook op aan te merken of over op te merken is, kan evenmin enig, zelfstandig bewijs opleveren voor de handelingen die hem worden verweten.
Een en ander betekent dat de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid kan vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten feiten, moet hij hiervan worden vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 augustus 2020
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid,
iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, namelijk het zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , althans het brengen
en houden van zijn penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of het brengen en houden
van zijn, verdachtes, vingers op en in de vagina van die [naam slachtoffer] ;
het geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid bestaande uit het:
- vastpakken en uittrekken van de slip van die [naam slachtoffer]
- slaan op de billen van die [naam slachtoffer]
- betasten van de billen en de (blote) borsten van die [naam slachtoffer]
- ( proberen te) zoenen van die [naam slachtoffer]
- vastpakken van het hoofd van die [naam slachtoffer]
- tegen haar zeggen dat zij hem geil maakte
- uit de broek halen van zijn, verdachtes, penis
- bewegen van het hoofd van die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes penis
- ( vervolgens) zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] , althans zijn penis in de mond
te laten nemen/stoppen door/van die [naam slachtoffer]
- klaar te komen / te ejaculeren in de mond van die [naam slachtoffer]
- terwijl die [naam slachtoffer] op dat moment als politiegedetineerde, in elk geval als
ingeslotene op het politiebureau aan zijn, verdachtes, waakzaamheid als
arrestantenverzorger was toevertrouwd en/of aan zijn gezag was onderworpen;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij
in of omstreeks de periode van 11 tot en met 12 augustus 2020
te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in dienst van de Politie eenheid Rotterdam als
arrestantenverzorger, in elk geval als ambtenaar, ontucht heeft gepleegd met
[naam slachtoffer] , die als politiegedetineerde, in elk geval als ingeslotene op het
politiebureau, aan verdachtes waakzaamheid was toevertrouwd en/of verdachtes
gezag was onderworpen,
immers heeft hij toen aldaar
de slip van die [naam slachtoffer] vastgepakt en uitgetrokken,
- op de billen van die [naam slachtoffer] geslagen
de billen en de (blote) borsten van die [naam slachtoffer] betast
zijn, verdachtes, vingers op en in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en
gehouden
- die [naam slachtoffer] gezoend, althans geprobeerd te zoenen
- het hoofd van die [naam slachtoffer] vastgepakt
- tegen haar gezegd dat zij hem geil maakte
- zijn, verdachtes, penis uit de broek gehaald
- het hoofd van die [naam slachtoffer] bewogen naar zijn, verdachtes penis
- ( vervolgens) zich laten pijpen, althans zijn penis in de mond laten
nemen/gestopt door/van die [naam slachtoffer]
- klaargekomen / geëjaculeerd in de mond van die [naam slachtoffer] ;
art 219 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht