ECLI:NL:RBROT:2022:2108
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over gebruik van niet toegelaten biocide
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiseres tegen een eerdere brief van de NVWA, waarin werd gesteld dat zij een biocide had gebruikt zonder de vereiste toelating, niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft onderzocht of zij bevoegd was om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op grond van Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bevoegd is om te oordelen over beroepen tegen besluiten op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb), met uitzondering van bepaalde artikelen die betrekking hebben op boetes. Aangezien in deze zaak geen boete was opgelegd, maar enkel een verbod op het gebruik van een niet toegelaten biocide, was de rechtbank van oordeel dat zij niet bevoegd was om het beroep te behandelen.
De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en het beroepschrift met de bijbehorende stukken doorgezonden naar het CBb. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het CBb.