ECLI:NL:RBROT:2022:2311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
10/292898-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het overdragen van een vuurwapen en munitie met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 oktober 2021 te Ridderkerk een vuurwapen en munitie heeft overgedragen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam. De officier van justitie, mr. R.E.I. Steen, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte heeft via Telegram een vuurwapen te koop aangeboden en dit vervolgens overgedragen aan een koper in het kader van een pseudokooptraject. Dit gedrag draagt bij aan de illegale handel in vuurwapens en creëert gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geregeld en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/292898-21
Datum uitspraak: 22 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022 en 22 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 oktober 2021 te Ridderkerk, een wapen (van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Baretta, type 1934, kaliber 9x17 mm (.32ACP)
), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten 48 kogelpatronen, kaliber 9x17 mm (.32AGP), zijnde munitie die geschikt is voor voornoemd vuurwapen van categorie III heeft overgedragen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft via de applicatie Telegram een vuurwapen met bijbehorende munitie te koop aangeboden. In het kader van een pseudokooptraject is een afspraak gemaakt en heeft de verdachte het wapen met munitie overgedragen aan de ‘koper’. De verdachte heeft daarmee een wapen inclusief munitie in omloop gebracht en een bijdrage geleverd aan de illegale handel in vuurwapens. De verdachte heeft daarbij de indruk heeft gewekt aan nog meer wapens te kunnen komen.
Het ongecontroleerde bezit en de overdracht van wapens en munitie is naar zijn aard gevaarlijk voor eenieder die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd en zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daartegen dient, in het bijzonder uit een oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. Het hoge aantal slachtoffers in de samenleving ten gevolge van vuurwapengeweld onderstreept de noodzaak hiervan.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2022 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de
artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. K.A. Baggerman en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Ridderkerk, in elk geval in Nederland, een wapen (van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Baretta, type 1934, kaliber 9x17 mm (.32ACP), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten 48, althans enige, kogelpatronen, kaliber 9x17 mm (.32AGP), zijnde munitie die geschikt is voor voornoemd vuurwapen van categorie III overgedragen, althans voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 lid 1 jo 31 Wet wapens en munitie)