5.3Dat volgens eiser in het bestreden besluit ten onrechte staat vermeld dat hij zijn leidinggevende heeft verzocht om 38 uur per week te mogen blijven werken en dat hij tot en met 30 juni 2020 voor 38 uur per week zou zijn ingeroosterd, leidt niet tot de conclusie dat verweerder in strijd met het motiveringsbeginsel heeft gehandeld. Wat hiervan ook zij, in beide gevallen geldt dat verweerder in het bestreden besluit voldoende duidelijk heeft gemotiveerd waarom hij van mening is dat eiser geen aanspraak op een arbeidsomvang van 38 uur per week maakt.
6. Het beroep gericht op het terugbrengen van eisers arbeidsomvang, slaagt niet.
Heeft verweerder terecht een brutobedrag van € 4.850,00, netto € 2.060,00, teruggevorderd?
7. De rechtbank overweegt dat verweerder met toepassing van artikel 48c van de Politiewet (Pw) onverschuldigd betaalde bezoldiging kan terugvorderen. Met ‘bezoldiging’ wordt volgens artikel 44a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pw onder andere bedoeld alle bedragen waarop de ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn dienstbetrekking aanspraak heeft. De termijn waarbinnen mag worden teruggevorderd, bedraagt:
vijf jaren na de eerste kennisgeving van de onverschuldigde betaling als de ambtenaar niet alleen van de gemaakte fout kennis droeg of had kunnen dragen, maar de gemaakte fout ook door zijn toedoen is ontstaan. Opzet of kwade trouw is hiervoor niet vereist. Voldoende is dat er onjuiste of onvolledige inlichtingen zijn verstrekt of dat de fout hem kan worden toegerekend;
twee jaren na het ontstaan van de vordering als de ambtenaar wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij te veel ontving;
zes maanden nadat de ambtenaar een signaal heeft afgegeven dat hij te veel ontving. Het bedrag dat na die termijn van zes maanden te veel is uitbetaald, kan niet worden teruggevorderd of verrekend.
Is er sprake van een onverschuldigde betaling?
8. Eiser ontkent niet dat hij in de periode na het afronden van zijn opleiding tot
1 juni 2020 het salaris heeft ontvangen dat bij een arbeidsomvang van 38 uur behoort.
Nu het beroep tegen het terugbrengen van de arbeidsomvang ongegrond is, staat daarmee vast dat eiser meer salaris heeft ontvangen dan waarop hij recht had en dit dus onverschuldigd aan hem is betaald. Dat de onverschuldigde betaling niet door eisers toedoen is ontstaan, is niet van belang om vast te stellen of er een onverschuldigde betaling heeft plaatsgevonden.
Welk bedrag is er onverschuldigd betaald?
9. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat eiser de uren betaald heeft gekregen die hij na de afronding van zijn opleiding daadwerkelijk boven zijn arbeidsomvang van 29 uur per week heeft gewerkt (meeruren) en dat het bedrag dat is teruggevorderd alleen ziet op de uren die eiser niet heeft gewerkt. Ook is tijdens de zitting duidelijk geworden dat partijen met elkaar hebben gesproken over de mogelijkheid om ouderschapsverlof voor de niet-gewerkte uren in te zetten. Eiser heeft echter niet formeel ouderschapsverlof aangevraagd, zodat daarmee nooit iets is gedaan en dit niet op het teruggevorderde bedrag van invloed is. Eiser heeft op zitting verder verklaard dat hij ervan uitgaat dat de teruggevorderde uren juist zijn, ondanks dat hij van mening is dat er geen sprake van meeruren omdat hij na zijn opleiding aanspraak op een arbeidsomvang van 38 uur per week is blijven maken. De rechtbank stelt daarmee vast dat eiser de hoogte van het bedrag dat is teruggevorderd niet betwist en gaat van de juistheid daarvan uit.
Heeft verweerder tijdig van zijn terugvorderingsbevoegdheid gebruikgemaakt?