ECLI:NL:RBROT:2022:2559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
9570297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid in het civiele proces

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, Infomedics B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen tegen een eerder verstekvonnis. Infomedics had de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 76,35, vermeerderd met rente, wegens een niet-nagekomen afspraak bij een zorgverlener. De gedaagde stelde dat zij niet op de afspraak was verschenen en dat zij pas na een verblijf in Egypte kennis had genomen van het verstekvonnis. De kantonrechter moest beoordelen of de gedaagde tijdig in verzet was gekomen.

De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn was aangevangen op het moment dat het verstekvonnis ten uitvoer was gelegd, namelijk op 25 januari 2021. De gedaagde had haar verzetdagvaarding pas op 18 oktober 2021 ingediend, waardoor zij niet ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde niet had aangetoond dat zij onbekend was met de executie van het verstekvonnis en dat haar verblijf in Egypte niet als een geldige reden kon worden aangemerkt om niet tijdig in verzet te komen.

De gedaagde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Infomedics werden vastgesteld op € 55,50. De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9570297 \ CV EXPL 21-39774
uitspraak: 1 april 2022
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Infomedics B.V.,
gevestigd in Almere,
eiseres, gedaagde in verzet,
gemachtigde: YARDS Deurwaardersdiensten B.V. te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats gedaagde],
gedaagde, eiseres in verzet,
gemachtigde: mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
Partijen worden hierna Infomedics en [gedaagde] genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties van 10 september 2020;
  • het verstekvonnis van 27 oktober 2020;
  • de verzetdagvaarding met producties van 18 oktober 2021;
  • de conclusie van antwoord in oppositie met producties;
  • de akte van [gedaagde] met producties;
  • de conclusie van repliek in oppositie met producties;
  • de akte uitlaten producties van Infomedics.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op 26 februari 2020 heeft Infomedics een factuur ter hoogte van € 36,- aan [gedaagde] gestuurd, met als specificatie ‘niet-nagekomen afspraak’ d.d. 9 januari 2020.
2.2.
[gedaagde] heeft deze factuur niet betaald. Daarop is Infomedics een procedure gestart bij deze rechtbank. Bij verstekvonnis van 27 oktober 2020, met zaaknummer 8806513 \ CV EXPL 20-35492 is [gedaagde] vervolgens bij verstek veroordeeld tot betaling aan Infomedics van € 76,35, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
Het verstekvonnis is op 5 november 2020 betekend aan [gedaagde], door achterlating daarvan in een gesloten envelop op het adres in Rotterdam waar [gedaagde] staat ingeschreven.
2.4.
Op 2 december 2020 heeft Infomedics executoriaal derdenbeslag laten leggen op de uitkering die [gedaagde] ontvangt van de gemeente Rotterdam. Dit beslag is op 10 december 2020 aan [gedaagde] overbetekend, door middel van achterlating van een exploot in een gesloten envelop.

3..Het geschil

3.1.
Infomedics heeft bij de oorspronkelijke dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Infomedics van € 76,35, te vermeerderen met rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Infomedics baseert haar vordering op het volgende. [gedaagde] had op 9 januari 2020 een afspraak bij de zorgverlener Cure+. [gedaagde] is niet op deze afspraak verschenen. Op grond van de richtlijnen van Cure+ is zij daarom een bedrag van € 36,- verschuldigd aan Cure+. Ondanks aanmaningen is [gedaagde] niet overgegaan tot betaling van dit bedrag aan Infomedics, aan wie deze vordering is gecedeerd. [gedaagde] dient dat bedrag daarom alsnog te betalen, te vermeerderen met rente. Verder maakt Infomedics aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 40,- en proceskosten.
3.3.
[gedaagde] heeft gevorderd te verklaren dat zij wel en terecht in verzet is gekomen van het verstekvonnis en haar te ontheffen van de veroordelingen uit dat vonnis, kosten rechtens. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] verbleef vanaf 23 februari 2020 tot en met 30 september 2021 in Egypte. Pas daarna nam zij kennis van het verstekvonnis. Zij is daarom tijdig in verzet gekomen. Het verstekvonnis dient te worden vernietigd. [gedaagde] had namelijk op 9 januari 2020 geen afspraak bij Cure+.

4..De beoordeling

4.1.
Eerst moet worden beoordeeld of [gedaagde] ontvankelijk is in haar vordering, namelijk of zij op tijd in verzet is gekomen van het verstekvonnis. Infomedics betwist dat. In dat kader wordt het volgende overwogen.
4.2.
Uit artikel 143 Rv volgt dat de verzettermijn (van vier of acht weken) door drie omstandigheden kan aanvangen, namelijk (kort gezegd) ten eerste door betekening van het verstekvonnis in persoon, ten tweede door het plegen van een daad van bekendheid en ten derde door tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. Dat sprake is van de eerste twee omstandigheden is niet gesteld of gebleken. Van de derde omstandigheid is wel sprake. Het verstekvonnis is namelijk al ten uitvoer gelegd, doordat derdenbeslag is gelegd op de uitkering van [gedaagde] van gemeente Rotterdam. Infomedics heeft onbetwist aangevoerd dat op 25 januari 2021 de eerste uitbetaling vanuit dat beslag heeft plaatsgevonden. Op grond van artikel 144 sub b jo 143 lid 3 Rv is de verzettermijn dus op 25 januari 2021 aangevangen. De verzettermijn was daarom ten tijde van betekening van de verzetdagvaarding op 18 oktober 2021 ruimschoots verstreken. In zoverre is [gedaagde] dus in beginsel niet ontvankelijk in haar vordering.
4.3.
[gedaagde] heeft zich in haar verzetdagvaarding op het standpunt gesteld dat zij ondanks het voorgaande ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzet, omdat niet-ontvankelijkverklaring in strijd zou zijn met haar recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Zij voert daartoe aan dat zij aanvankelijk niet terug kon keren uit Egypte door coronamaatregelen, later door ziekte en overlijden van haar oom en tenslotte door eigen ziekte. In dat kader overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onder omstandigheden onverkorte toepassing van de regeling van de verzettermijn achterwege moet blijven, als die tot een resultaat leidt dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. Het moet daarbij gaan om een situatie waarin het recht op verzet illusoir wordt (HR 25 februari 2000, NJ 2000, 509). Daarvan kan sprake zijn als de bij verstek veroordeelde niet bekend is met de aangevangen executie (HR 16 januari 2004, NJ 2005,191).
4.5.
[gedaagde] heeft echter niet gesteld dat zij onbekend was met de executie van het verstekvonnis. Dit ligt ook niet in de rede, aangezien Infomedics het verstekvonnis ten uitvoer heeft gelegd door beslag te leggen op de uitkering van [gedaagde]. Ook bij een verblijf in Egypte had [gedaagde] er dus van op de hoogte kunnen zijn dat er een bedrag van in totaal € 692,25 is ingehouden op haar uitkering. Omstandigheden waaruit onbekendheid met deze executie zouden moeten blijken zijn door haar niet aangevoerd. Om die reden wordt er conform de ratio van artikel 144 Rv vanuit gegaan dat [gedaagde] vanaf 25 januari 2021 bekend was met de executie van het vonnis. Zij kon daarom vanaf dat moment in verzet komen tegen dat verstekvonnis. Voor zover zij heeft willen stellen dat zij door haar verblijf in Egypte niet in verzet kon komen, heeft zij dit onvoldoende onderbouwd, aangezien dit in beginsel mogelijk is door tussenkomst van een gemachtigde. Bovendien heeft zij de vermeende omstandigheden die het voor haar onmogelijk maakten om terug te keren in het geheel niet onderbouwd. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding voor afwijking van de regeling van artikel 143 en 144 Rv, op grond van artikel 6 EVRM.
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] niet tijdig in verzet is gekomen en dat zij daarom niet ontvankelijk wordt verklaard in haar verzet.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Infomedics worden vastgesteld op € 55,50 aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punten à € 37,-).

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [gedaagde] niet ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Infomedics vastgesteld op € 55,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
33394