In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres, Infomedics B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen tegen een eerder verstekvonnis. Infomedics had de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 76,35, vermeerderd met rente, wegens een niet-nagekomen afspraak bij een zorgverlener. De gedaagde stelde dat zij niet op de afspraak was verschenen en dat zij pas na een verblijf in Egypte kennis had genomen van het verstekvonnis. De kantonrechter moest beoordelen of de gedaagde tijdig in verzet was gekomen.
De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn was aangevangen op het moment dat het verstekvonnis ten uitvoer was gelegd, namelijk op 25 januari 2021. De gedaagde had haar verzetdagvaarding pas op 18 oktober 2021 ingediend, waardoor zij niet ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De kantonrechter overwoog dat de gedaagde niet had aangetoond dat zij onbekend was met de executie van het verstekvonnis en dat haar verblijf in Egypte niet als een geldige reden kon worden aangemerkt om niet tijdig in verzet te komen.
De gedaagde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Infomedics werden vastgesteld op € 55,50. De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.