In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, te weten JVI Vastgoed Investments III B.V. en Onroerendgoed Maaskroon B.V. De eisers, vertegenwoordigd door gemachtigde H.A.M. Over de Vest, vorderden betaling van incassokosten van gedaagde, die een huurachterstand had laten ontstaan over de maanden juni tot augustus 2021. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.C.V. Dornstedt, betwistte de vordering en stelde dat er geen huurrelatie bestond tussen partijen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de woonruimte huurde van de voormalige eigenaar, en dat de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst zijn overgegaan op eisers. De rechter oordeelde dat eisers recht hadden op betaling van de huur en bijkomende kosten, ondanks het verweer van gedaagde dat eisers zich niet als nieuwe verhuurder bekend hadden gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat dit niet relevant was voor de vraag of eisers als verhuurders konden worden aangemerkt.
Eisers vorderden ook vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die volgens de rechter toewijsbaar waren op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De rechter oordeelde dat eisers in redelijkheid tot het verrichten van buitengerechtelijke werkzaamheden konden overgaan, gezien de betalingsachterstand. De vordering van eisers werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 598,48 aan incassokosten, evenals de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.