ECLI:NL:RBROT:2022:2755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9537732 CV EXPL 21-37344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Havensteder als verhuurder en de gedaagde als huurder van een woning in Rotterdam. De gedaagde had een huurachterstand opgebouwd van € 6.848,81, wat aanleiding gaf tot de vordering van Havensteder om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar verwees naar persoonlijke omstandigheden, waaronder verslavingen en een fout van de gemeente in de betalingen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks zijn omstandigheden, niet ontslagen kon worden van zijn betalingsverplichtingen. De rechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9537732 CV EXPL 21-37344
uitspraak: 1 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer MSc te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 9 november 2021, met producties;
• de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
• het tussenvonnis van 13 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
• de akte van de zijde van Havensteder ten behoeve van de mondelinge behandeling, met een productie.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 17 februari 2022. Van de zijde van Havensteder is mevrouw [persoon A] verschenen namens de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Havensteder als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het adres [adres] te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2
De huur bedraagt momenteel € 550,12 per maand en dient bij vooruitbetaling op de eerste van iedere maand voldaan te worden.
2.3
In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Havensteder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van Havensteder niet zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van Havensteder te stellen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Havensteder van € 7.586,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van € 550,12 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na 30 november 2021 in gebruik zal houden;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vorderingen heeft Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover nu van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] , ondanks aanmaning, in gebreke is gebleven met de tijdige en volledige betaling van de huur, zodat – rekening houdende met een betaling van € 1.850,36 na interventie van de deurwaarder - een huurachterstand ten bedrage van € 6.848,81 is ontstaan, berekend tot en met de maand november 2021. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daarnaast is [gedaagde] wettelijke rente alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
3.3
[gedaagde] heeft erkend dat er een huurachterstand is ontstaan. Hij kampte met verslavingen en zijn toenmalige bewindvoerder deed niets aan het aflossen van zijn schulden. Inmiddels ontvangt [gedaagde] een bijstandsuitkering en heeft hij zich voor hulp aangemeld bij de Kredietbank. Verder heeft de gemeente – die gemachtigd is om zijn betalingen te doen – een fout gemaakt waardoor de huur een keer niet is betaald.

4..De beoordeling

4.1
Havensteder heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht en daarbij gesteld dat de huurachterstand, berekend tot en met de maand februari 2022, in totaal € 6.848,81 bedraagt. Aangezien [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de door Havensteder gestelde huurachterstand niet heeft betwist, is dit deel van de vordering toewijsbaar. De door [gedaagde] gestelde financiële en persoonlijke omstandigheden, hoe moeilijk ook, ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichtingen jegens Havensteder en maken dit dus niet anders.
4.2
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Dit deel van de vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vast staat dat sprake is van een huurachterstand en dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan. [gedaagde] is daarom in verzuim. Dit heeft tot gevolg dat hij buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, als Havensteder aan hem een termijn van minimaal 14 dagen heeft gegeven conform de wettelijke vereisten, en [gedaagde] niet binnen die termijn heeft betaald (artikel 6:96 lid 6 BW). De overgelegde aanmaning van 13 april 2021 voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot (volledige) betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Dit deel van de vordering is daarom eveneens toewijsbaar.
4.3
De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, nu daartegen geen verweer is gevoerd. De rente zal worden toegewezen over een bedrag van € 6.848,81, aangezien er voor toewijzing over een hoger bedrag geen deugdelijke grondslag is gesteld.
4.4
Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Havensteder van € 7.586,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 6.848,81 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
4.5
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De rechter wijst deze vordering in beginsel toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand van meer dan 3 maanden ontbinding rechtvaardigt. De huurachterstand van [gedaagde] bedraagt ruim 12 maanden. Deze omstandigheid rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na de betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.6
[gedaagde] zal verder worden veroordeeld tot betaling van € 550,12 per maand of gedeelte daarvan dat hij het gehuurde in gebruik zal houden, met ingang van de maand maart 2022 tot de dag van ontbinding van de huurovereenkomst, en daarna aan gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover de verschuldigde huurpenningen over deze periode nog niet zijn voldaan.
4.7
Tot slot zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De verschotten zijn vastgesteld op € 507,- aan griffierecht en € 121,39 aan dagvaardingskosten. Het salaris voor de gemachtigde van Havensteder wordt begroot op (2 punten à € 311,-) € 622,-.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van het gehuurde gelegen aan de [adres] te Rotterdam en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis het gehuurde met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van Havensteder niet zijn, te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder tegen kwijting te betalen € 7.586,70 aan huurachterstand berekend tot en met de maand februari 2022 inclusief vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 6.848,81 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen € 550,12 per maand dat [gedaagde] het gehuurde in gebruik zal houden met ingang van de maand maart 2022 tot de dag van ontbinding van de huurovereenkomst aan huur, en daarna aan gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, een ingegane maand voor een volle gerekend;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 628,39 aan verschotten en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416