ECLI:NL:RBROT:2022:2888
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor woonvoorziening op basis van Wmo
Op 15 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg voor een tweede toilet in zijn huurwoning, op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De verzoeker, die lijdt aan een aandoening van het maagdarmstelsel, heeft eerder een aanvraag ingediend voor een aanpassing van zijn woning, maar deze is door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 12 april 2022, waarbij de gemachtigde van de verzoeker en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter overwoog dat de situatie van de verzoeker niet was gewijzigd ten opzichte van een eerder verzoek om voorlopige voorziening, dat ook was afgewezen. Er was geen acute noodsituatie of evident onrechtmatig besluit aangetoond. De verzoeker had de mogelijkheid om een urgentieverklaring aan te vragen, maar zijn ouders wilden niet verhuizen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan bij het vorige verzoek. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter geen mogelijkheden zag voor het treffen van een voorlopige voorziening, gezien de afwezigheid van een wijziging in de medische situatie van de verzoeker en de beschikbaarheid van tijdelijke woonruimte. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.