4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 20 juni 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Doklaan en de kruising van de Doklaan met de Wolphaertsbocht,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig
en onoplettend te rijden op die weg/die kruising,
welk onoplettend, onvoorzichtig rijgedrag hierin
heeft bestaan dat verdachte toen daar
- in strijd met een voor haar, verdachtes, rijrichting geldend rood licht uitstralend
verkeerslicht voornoemde kruising is opgereden, en
- haar aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en op het verkeer voor haar
heeft gehouden, en
-(daarbij) haar snelheid niet zodanig heeft aangepast dat zij in staat was haar
voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover
zij, verdachte, de weg/kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en
- ( aldus rijdend) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor haar, verdachte, van
rechts komende fietsster, die groen licht had, inmiddels voornoemde kruising op
was gereden, en
- aldus rijdend tegen die fietsster is aangebotst of aangereden,
waardoor
bijdie fietsster (genaamd [naam slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gecompliceerde beenbreuk en een gebroken ellepijp en een gebroken rib, is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.