ECLI:NL:RBROT:2022:2901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
10/243055-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag op de A15

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 24 september 2019 op de A15 bij Rotterdam een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een te hoge snelheid en negeerde de op meerdere matrixborden aangegeven maximumsnelheden. Tijdens het inhalen van andere voertuigen voegde hij in op de rechter rijstrook en reed vervolgens zonder noodzaak de vluchtstrook op, waar hij een vrachtwagenchauffeur aanreed die op de vluchtstrook stond. Het slachtoffer liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenbloeding en meerdere fracturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/243055-19
Datum uitspraak: 14 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur 2 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds (fictief) ingevorderd is geweest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden en een uitwijkmanoeuvre naar de vluchtstrook heeft moeten maken, maar dat deze verkeersfouten gelet op de omstandigheden van het geval onvoldoende zijn voor een bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 24 september 2019 met zijn auto op de A15 bij Rotterdam heeft gereden en dat hij omstreeks 16:51 uur, met een snelheid tussen de 66 en 84 km/u, is aangereden tegen een vrachtwagenchauffeur, [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer stond op die vluchtstrook achter zijn vrachtwagen om de dakvergrendeling van zijn trailer te controleren. Door de aanrijding is het slachtoffer ernstig gewond geraakt. Verder staat vast dat op het tijdstip dat de verdachte daar reed de matrixborden aangepaste maximumsnelheden aangaven, waarvan de laatste, 200 meter voor de aanrijding, een maximumsnelheid van 50 km/u.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte schuld heeft aan dit ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in genoemde zin komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat strafrechtelijk sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat de verdachte meerdere brandende matrixborden is gepasseerd zonder zijn snelheid aan te passen. Door getuigen is verklaard dat de verdachte kort voor de aanrijding met een hoge snelheid andere auto’s links heeft ingehaald en dat hij vervolgens is ingevoegd op de rechterrijstrook en de vluchtstrook is op gereden. De verdachte heeft wisselend verklaard over de reden dat hij op de vluchtstrook terecht is gekomen. In zijn eerste verklaring heeft hij gezegd dat hij niet goed zat op te letten, uitgleed en daarom op de vluchtstrook terecht kwam. Vervolgens heeft hij verteld dat hij invoegde op de rechter rijstrook, dat een vrachtwagen daar vaart minderde en remde, dat hij dacht dat hij er tegen aan zou rijden, dat hij daarom naar de vluchtstrook stuurde en dat hij remde maar doorgleed door het regenachtige weer en het ontbreken van ABS in zijn auto. Dit laatste blijkt niet uit de verkeersongevallenanalyse. Daarin zijn geen bijzondere weersomstandigheden of gebreken aan de auto geconstateerd die van invloed zijn geweest op het ongeval en vastgesteld is dat de weg droog was. Op zitting heeft de verdachte verklaard dat hij met een zodanig hoge snelheid had ingevoegd op de rechterrijstrook, dat hij niet tijdig meer kon remmen en dat hij voor zijn eigen veiligheid de vluchtstrook moest opsturen om een botsing met de vrachtwagen voor hem te voorkomen. Hiertegenover staat echter de verklaring van getuige [naam getuige], namelijk dat de verdachte direct na de aanrijding tegen hem heeft gezegd dat hij naar rechts was uitgeweken om te kijken hoe lang de file nog was. Hoewel de verdachte zegt zich dit niet te kunnen herinneren, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan die verklaring en zij gaat dan ook uit van de juistheid daarvan.
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de verdachte zijn snelheid niet heeft aangepast aan de op meerdere matrixborden aangegeven maximumsnelheden. Met deze te hoge snelheid heeft hij verschillende auto’s ingehaald, en is hij op de rechter rijstrook ingevoegd. Vervolgens is de verdachte zonder enige noodzaak de vluchtstrook opgereden waarbij hij ook nog de situatie op de vluchtstrook niet kon overzien omdat hij kort daarvoor achter een vrachtwagen reed. Door deze manoeuvre kon hij het slachtoffer niet meer ontwijken en is tegen hem aangereden, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
De rechtbank acht de combinatie en ernst van de hiervoor beschreven gedragingen zodanig, dat op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat dus sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het primair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 september 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door met dat motorrijtuig zeer , onvoorzichtig en
onoplettend en onachtzaam te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg A15 S,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-zeven achtereenvolgende elektronische signaleringsborden (matrixborden)
boven de rijstroken, aangepaste maximumsnelheden aangaven in verband met
langzaam rijdend en stilstaand verkeer en
-het laatste vóór hem, verdachte, zichtbare matrixbord een maximumsnelheid
aangaf van 50 km/u,
-met een hogere snelheid dan de door de matrixborden aangegeven
maximumsnelheid van 50 km/u heeft gereden en
-met een aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft
gereden en
-één of meer voertuigen heeft ingehaald en
-de vluchtstrook zonder noodzaak is opgereden, terwijl
hij geen of onvoldoende zicht had op die vluchtstrook en
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en
-niet tijdig heeft opgemerkt dat een vrachtwagen met oplegger op die vluchtstrook
stilstond ende chauffeur van die vrachtwagen, genaamd [naam slachtoffer], zich naast
en/of achter dat voertuig op de vluchtstrook bevond en
-(vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 66 en 84 km/u in botsing of
aanrijding is gekomen met die vrachtwagen en die [naam slachtoffer],
waardoor
bijdie [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een hersenbloeding onder
het harde hersenvlies, diffuse hersenschade, een klaplong aan beide zijden, een
sleutelbeenfractuur, een breuk van het handbot van de pink, een open breuk op 3
plekken in het onderbeen, een bekkenfractuur op meerdere locaties,
wervelfracturen van 2 borstwervels en een fractuur van de bovenkaakholte), is ontstaan
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de snelweg zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond. Dat heeft ertoe geleid dat hij het slachtoffer heeft aangereden, die als gevolg van deze aanrijding zwaar gewond is geraakt. Het slachtoffer heeft blijvend hersenletsel opgelopen en zal ook blijvend beperkt mobiel zijn door een gecompliceerde beenbreuk. Namens het slachtoffer is op zitting op geëmotioneerde wijze verteld over de gevolgen van dit voorval voor hemzelf en voor zijn gezin. Dat het rijgedrag van de verdachte dit leed heeft veroorzaakt, wordt hem flink aangerekend.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 februari 2022, gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor verkeersfeiten. Wel heeft de verdachte als beginnend bestuurder al veel (bestuurlijke) verkeersboetes opgelegd gekregen voor te hard rijden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf(fen) is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarbij is gekeken naar de oriëntatiepunten voor dit soort feiten. Als er sprake is van ernstige tot zeer ernstige verkeersfouten waardoor bij een ander zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt, gaan die oriëntatiepunten uit van een taakstraf voor de duur van 160 uur respectievelijk een gevangenisstraf van 4 maanden en een rijontzegging voor de duur van 1 respectievelijk 2 jaar. Gezien de aard en de ernst van het feit wordt aanleiding gezien aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een onvoorwaardelijke rijontzegging. Hierbij komt de rechtbank wel wat lager uit dat de eis van de officier van justitie. Dat hangt samen met het overschrijden van de redelijke termijn. Deze is op 24 september 2019 aangevangen en tussen die datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 2 jaar en 7 maanden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en dit wordt gecompenseerd in de strafmaat.
Een en ander overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 1 jaar passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich ter zake van het primair bewezen verklaarde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Hij heeft een bedrag gevorderd van € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd dan wel sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen waarvan hij de gevolgen de rest van zijn leven zal ondervinden. Gelet op de aard en ernst van het letsel is het dan ook zonder meer voorstelbaar dat de benadeelde partij (ook) immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Het gevorderde schadebedrag komt de rechtbank naar maatstaven van billijkheid zeker niet bovenmatig voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden immateriële schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 september 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), bestaande uit € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 15.000,-(hoofdsom,
zegge: vijftienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 15.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
110 (honderdtien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 september 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te
dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg A15 S,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-(zeven achtereenvolgende) elektronische signaleringsborden (matrixborden)
boven de rijstroken, aangepaste maximumsnelheden aangaven in verband met
langzaamrijdend en stilstaand verkeer en/of
-het laatste vóór hem, verdachte, zichtbare matrixbord een maximumsnelheid
aangaf van 50 km/u,
-met een veel hogere snelheid dan de door de matrixborden aangegeven
maximumsnelheid van 50 km/u heeft gereden en/of
-met een aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft
gereden en/of
-één of meer voertuigen heeft ingehaald en/of
-(in één vloeiende beweging) de vluchtstrook zonder noodzaak is opgereden, terwijl
hij geen of onvoldoende zicht had op die vluchtstrook en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet tijdig heeft opgemerkt dat een vrachtwagen met oplegger op die vluchtstrook
stilstond en/of de chauffeur van die vrachtwagen, genaamd [naam slachtoffer], zich naast
en/of achter dat voertuig op de vluchtstrook bevond en/of
-(vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 66 en 84 km/u in botsing of
aanrijding is gekomen met die vrachtwagen en/of die [naam slachtoffer],
waardoor die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een hersenbloeding onder
het harde hersenvlies, diffuse hersenschade, een klaplong aan beide zijden, een
sleutelbeenfractuur, een breuk van het handbot van de pink, een open breuk op 3
plekken in het onderbeen, een bekkenfractuur op meerdere locaties,
wervelfracturen van 2 borstwervels en een fractuur van de bovenkaakholte), of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2019 te Rotterdam als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg A15 S, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die
weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-(zeven achtereenvolgende) elektronische signaleringsborden (matrixborden)
boven de rijstroken, aangepaste maximumsnelheden aangaven in verband met
langzaamrijdend en stilstaand verkeer en/of
-het laatste vóór hem, verdachte, zichtbare matrixbord een maximumsnelheid
aangaf van 50 km/u,
-met een veel hogere snelheid dan de door de matrixborden aangegeven
maximumsnelheid van 50 km/u heeft gereden en/of
-met een aanzienlijk snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer heeft
gereden en/of
-één of meer voertuigen heeft ingehaald en/of
-(in één vloeiende beweging) de vluchtstrook zonder noodzaak is opgereden, terwijl
hij geen of onvoldoende zicht had op die vluchtstrook en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet tijdig heeft opgemerkt dat een vrachtwagen met oplegger op die vluchtstrook
stilstond en/of de chauffeur van die vrachtwagen, genaamd [naam slachtoffer], zich naast
en/of achter dat voertuig op de vluchtstrook bevond en/of
-(vervolgens) met een snelheid gelegen tussen 66 en 84 km/u in botsing of
aanrijding is gekomen met die vrachtwagen en/of die [naam slachtoffer].