ECLI:NL:RBROT:2022:2909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
10/028435-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag op de A16

Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de A16 te Rotterdam op 19 juli 2019. De verdachte, die met een snelheid van ongeveer 110 km/u reed, heeft een gevaarlijke manoeuvre uitgevoerd door rechts in te halen zonder zijn snelheid aan te passen aan de verkeerssituatie. Dit leidde tot een aanrijding met een motorrijder, die als gevolg van de aanrijding is overleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onzorgvuldig heeft gehandeld, wat resulteerde in schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, evenals een onvoorwaardelijke rijontzegging van één jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de straffen passend en geboden waren, mede gezien de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder het rijden met een ongeldig rijbewijs. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag, vooral in situaties waar andere weggebruikers in gevaar worden gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/028435-20
Datum uitspraak: 14 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe is aangevoerd dat niet vast is komen te staan of de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden
.Er is geen causaal verband vastgesteld tussen de snelheid waarmee werd gereden en het ongeval. Ook de exacte locatie van de aanrijding kon niet worden vastgesteld. Er is daarom onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 19 juli 2019 rond 16:00 uur met zijn auto reed op de A16 bij Rotterdam, komend uit de richting van de Van Brienenoordbrug, met een snelheid van ongeveer 110 km/u. Ook staat voldoende vast dat het druk was op de weg en dat er sprake was van filevorming. Verder moet worden vastgesteld dat de verdachte op enig moment rond genoemd tijdstip in aanraking is gekomen met een motorrijder, [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), die wilde invoegen. Het slachtoffer is hierdoor gevallen en aan de gevolgen daarvan overleden.
In dit soort verkeerszaken moet worden beoordeeld of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Hierbij gaat het om het geheel van de gedragingen van een verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat strafrechtelijk sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de linkerrijstrook reed, dat een vuilnisauto voor hem invoegde op de linkerrijstrook en dat hij mede door zijn hogere snelheid niet meer kon remmen en moest uitwijken naar rechterrijstrook. Hij heeft, zo verklaart hij, de vuilnisauto vervolgens rechts ingehaald, waarna kennelijk de aanrijding met het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Door de verdachte is verklaard dat hij bij die manoeuvre niet in zijn spiegels heeft gekeken maar enkel over zijn schouder en dat hij het slachtoffer niet heeft gezien.
Uit de getuigenverklaringen van [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] volgt dat de vuilnisauto uiteindelijk niet op de linkerrijstrook is gaan rijden. Door de chauffeur, getuige [naam getuige 3] , is verklaard dat hij wel naar de linkerrijstrook wilde opschuiven maar dat hij die handeling heeft afgebroken omdat hij zag dat een auto (van de verdachte) met (zeer) hoge snelheid aan kwam aanrijden op de linkerrijstrook. Ook de andere getuigen verklaren over de hoge snelheid. Getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] hebben verder verklaard dat de verdachte zonder zijn snelheid aan te passen naar rechts is gereden, achter de vuilnisauto langs, richting de naast gelegen invoegstrook en dat hij toen het slachtoffer raakte.
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de verdachte op een druk verkeersknooppunt, zonder zijn snelheid voldoende aan te passen aan de verkeerssituatie, een gevaarlijke manoeuvre heeft verricht die hij niet kon overzien. Hij heeft in één beweging rechts ingehaald en is op de invoegstrook terecht gekomen. Daarbij heeft hij onvoldoende opgelet op het overige (invoegende) verkeer waardoor hij in aanraking is gekomen met het slachtoffer die daardoor is overleden. De rechtbank acht de combinatie en ernst van de hiervoor beschreven gedragingen zodanig, dat op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onzorgvuldig is geweest en dat dus sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het primair ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 juli 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend en
onachtzaam en met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en
-(aldus rijdende) niet tijdig kon reageren op een vóór hem rijdende vuilnisauto die
aanstalten maakte om (naar links) van rijstrook te wisselen, zijnde de rijstrook
waarop hij, verdachte, die vuilnisauto naderde en
-met een stuurbeweging naar rechts achter die vuilnisauto langs is gereden en
-in één beweging naar rechts is gaan
opschuiven, in de richting van de invoegstrook en
-niet heeft opgemerkt dat een motorrijder, genaamd [naam slachtoffer] , op die invoegstrook
reed en
-op of ter hoogte (van de blokmarkering) van die invoegstrook in
aanraking is gekomen met die op de invoegstrook rijdende [naam slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag vertoond. De verdachte is, met een hogere snelheid dan gepast, op de snelweg vanaf de linkerrijstrook achter een vuilnisauto langs gereden naar rechts richting invoegstrook. De verdachte is toen in aanraking gekomen met een motorrijder die daardoor ten val is gekomen. Als gevolg hiervan is het slachtoffer overleden. Door het overlijden van het slachtoffer is onherstelbaar leed veroorzaakt bij de nabestaanden. Mede namens hen is hierover door de vriendin van het slachtoffer een geëmotioneerde verklaring afgelegd op de zitting. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij ondanks de pogingen van de vriendin om in contact met hem te komen daarop nooit is in gegaan.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder meermalen voor het rijden met een ongeldig rijbewijs.
De rechtbank is zich er van bewust dat geen enkele straf voldoende het verlies van een dierbare weergeeft. Bij het bepalen van de op te leggen straf is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor dit soort feiten. Als er sprake is van aanmerkelijke schuld aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander is gedood, gaan die oriëntatiepunten uit van een taakstraf voor de duur van 240 uur en een rijontzegging voor de duur van 1 jaar. Voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist, wordt geen aanleiding gezien. Dat hangt ook samen met het overschrijden van de redelijke termijn. Deze is op 19 juli 2019 aangevangen en tussen die datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 2 jaar en 9 maanden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en dit wordt gecompenseerd in de strafmaat.
Een en ander overziend, acht de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uur en de gevorderde rijontzegging van 1 jaar passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat
motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden
zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een zeer hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de
maximum toegestane snelheid van 100 km/u heeft gereden, en/of
-in ieder geval met groot snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer
heeft gereden en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig kon reageren op een vóór hem rijdende vuilnisauto die
aanstalten maakte om (naar links) van rijstrook te wisselen, zijnde de rijstrook
waarop hij, verdachte, die vrachtauto met (zeer) hoge snelheid naderde en/of
-met een stuurbeweging naar rechts achter die vuilnisauto langs is gereden en/of
-in één beweging en/of zonder te remmen twee rijstroken naar rechts is gaan
opschuiven, in de richting van de invoegstrook en/of
-niet heeft opgemerkt dat een motorrijder, genaamd [naam slachtoffer] , op die invoegstrook
reed en/of
-op of ter hoogte (van de blokmarkering) van die invoegstrook in botsing of
aanrijding of aanraking is gekomen met die op de invoegstrook rijdende [naam slachtoffer] ,
als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
-met een zeer hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan de
maximum toegestane snelheid van 100 km/u heeft gereden, en/of
-in ieder geval met groot snelheidsverschil ten opzichte van het overige verkeer
heeft gereden en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig kon afremmen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig kon reageren op een vóór hem rijdende vuilnisauto die
aanstalten maakte om (naar links) van rijstrook te wisselen, zijnde de rijstrook
waarop hij, verdachte, die vrachtauto met (zeer) hoge snelheid naderde en/of
-met een stuurbeweging naar rechts achter die vuilnisauto langs is gereden en/of
-in één beweging en/of zonder te remmen twee rijstroken naar rechts is gaan
opschuiven, in de richting van de invoegstrook en/of
-niet heeft opgemerkt dat een motorrijder op die invoegstrook reed en/of
-op of ter hoogte (van de blokmarkering) van die invoegstrook in botsing of
aanrijding of aanraking is gekomen met die aldaar rijdende motorrijder.