Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het exploot van dagvaarding van 11 oktober 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- het vonnis van 20 december 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met producties.
2..De feiten
3..De vordering in conventie
4..Het verweer in conventie
5..De vordering in (voorwaardelijke) reconventie
6..Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
7..De beoordeling in conventie
1) zijn partijen een geldig concurrentiebeding overeengekomen?
2) zo ja, is het concurrentiebeding overtreden?
3) zo ja, wat moeten de gevolgen zijn van die overtreding?
nietonder de reikwijdte van de Waadi vallen. Als dat wel het geval is, dan geldt het concurrentiebeding dus niet en mag [gedaagde] derhalve bij die werkgever c.q. onderneming in dienst treden. Bedoelde toevoeging
“die niet onder de reikwijdte van de Waadi vallen”ontbrak in de arbeidsovereenkomst van [naam 3] en in zoverre gaat de verwijzing naar het vonnis van de kantonrechter te [plaatsnaam 1] in die zaak dan ook niet op (zie rechtsoverweging 2.12).
had kunnenworden. Voor een dergelijke oprekking van dat artikel bestaat mede gezien de tekst van de wet en de jurisprudentie van de Hoge Raad en het Europese Hof naar het oordeel van de kantonrechter echter geen aanleiding, zeker niet nu [gedaagde] verder geen argumenten heeft aangevoerd die zijn ruime uitleg van artikel 9a Waadi ondersteunen.
Focus on Human) beslist dat artikel 9a Waadi in overeenstemming met artikel 6 lid 2 van de Uitzendrichtlijn moet worden uitgelegd. Dat betekent volgens de Hoge Raad dat de woorden ‘geen belemmeringen (…) voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst’ in artikel 9a Waadi moeten worden gelezen als ‘geen belemmeringen (…) voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst of een arbeidsverhouding’, waarbij het begrip ‘arbeidsverhouding’ moet worden uitgelegd in overeenstemming met de rechtspraak van het HvJEU over de Uitzendrichtlijn (vide HvJEU 17 november 2016, zaak C-216/15, ECLI:EU:C:2016:883
Ruhrlandklinik). Bedoelde uitleg betekent naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat het belemmeringsverbod zover strekt dat de ter beschikking gestelde arbeidskracht ook niet verhinderd mag worden een concurrerend bedrijf op te richten en vervolgens voor dat bedrijf werkzaamheden te verrichten bij een inlener van de oorspronkelijke werkgever. Het doel van de Uitzendrichtlijn en meer in het bijzonder artikel 6 lid 2 is immers het bevorderen van een (vast) dienstverband met de inlener. In de onderhavige casus is daarvan echter geen sprake, aangezien [gedaagde] samen met een andere ex-werknemer van [eiseres] een commerciële onderneming is gestart, concurrerend aan [eiseres], zoals hierna nog verder uitgelegd zal worden. Niet is uitgesloten dat zij op enig moment besluiten om zelf personeel in dienst te nemen. Dan is de doelstelling van 6 lid 2 van de Uitzendrichtlijn ver te zoeken.
Die vertraging kan echter niet ten laste van [gedaagde] komen, zeker niet nu hij door zijn verzoek tot tussenkomst c.q. voeging ook nog geprobeerd heeft om beide zaken samen te voegen en [eiseres] tegen die praktische aanpak verweer heeft gevoerd, hetgeen uiteindelijk tot afwijzing van dat verzoek heeft geleid.
8..De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie
.Voor toewijzing daarvan bestaat sowieso geen grond, aangezien [eiser] in conventie geldt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, waarbij rekening gehouden is met het feit dat een deel van de kosten nodeloos gemaakt is. Ook overigens bestaat voor een proceskostenveroordeling op basis van de werkelijk gemaakte proceskosten geen grond. Volgens vaste rechtspraak geldt voor een volledige proceskostenveroordeling de hoge drempel van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen (zie nader HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 september 2017 ECLI:NL:HR:2017:2366). Die hoge drempel wordt in dit geval niet gehaald.