ECLI:NL:RBROT:2022:3418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4502
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering voor migrerend werknemer: beoordeling van reële en daadwerkelijke arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over studiefinanciering. Eiser, A. Pescara, een Italiaanse burger, had een aanvraag ingediend voor studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs, lening en reisvoorziening voor de periode van maart tot en met augustus 2021. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder, had deze aanvraag afgewezen op basis van de nationaliteitseis. Eiser stelde dat hij als migrerend werknemer moest worden aangemerkt, omdat hij reële en daadwerkelijke arbeid had verricht tijdens zijn stage bij TMF Group Services II B.V. en een tijdelijke functie bij Primark.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdens zijn stage bij TMF concrete taken en verantwoordelijkheden had en onder toezicht stond. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding die eiser ontving voor zijn werkzaamheden niet irrelevant was voor de beoordeling van zijn status als werknemer. Eiser had ook voldaan aan de urennorm die vereist is voor migrerende werknemers, wat betekent dat hij recht had op studiefinanciering. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de minister en herstelde de situatie door te bepalen dat eiser recht had op de gevraagde studiefinanciering.

De rechtbank oordeelde verder dat de minister ten onrechte had gesteld dat er geen sprake was van een arbeidsverhouding vanwege de geringe vergoeding die eiser ontving. De rechtbank concludeerde dat eiser zowel bij TMF als Primark reële en daadwerkelijke arbeid had verricht en dat hij daarom als migrerend werknemer moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4502

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2022 in de zaak tussen

A. Pescara, te Rotterdam, eiser,

gemachtigde: mr. J.R. van Damme,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder,

gemachtigde: D.M.C. Zijlstra-Cuiper.

Procesverloop

Met het besluit van 2 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiser over de periode van maart tot en met augustus 2021 (periode in geding) geen recht heeft op studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs, lening en reisvoorziening, omdat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Met het besluit van 19 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.J.M. Naber.

Overwegingen

1.1.
Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Italië. Voor de periode in geding stond hij ingeschreven voor de master Economics and Business aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
1.2.
Op 9 december 2020 heeft eiser een wijziging studiefinanciering ingediend.
1.3.
Tijdens zijn studie liep eiser onder meer op basis van een ‘trainee agreement’ (hierna: de TMF overeenkomst) stage bij de TMF Group Services II B.V. (hierna: TMF) in de periode 15 februari 2021 tot 14 augustus 2021 5 dagen per week. Hiervoor ontving hij in de maanden maart tot en met juli 2021 een vergoeding van € 530,- (bruto) per maand voor 21 uren.
1.4.
In de TMF overeenkomst staat onder meer het volgende:
Onder 1. staat “
In view of his education, employer gives trainee the opportunity to obtain practical knowledge in the organisation of the employer”.
Onder 9. wordt melding gemaakt van een algemene ‘gezagsverhouding’: “
Trainee is obliged to observe the proper instructions en regulations as apply to all employees of employer”.
1.5.
In een “
addendum to trainee agreement” van 10 februari 2021 heeft de CFO en de HR Director van TMF aan eiser meegedeeld dat hij zou worden aangestuurd door de Finance Process and Control Manager, en daarin is een niet-limitatieve, concrete opsomming opgenomen van het werk dat eiser moest verrichten.
1.6.
Verder heeft eiser in de periode van 21 februari tot en met 20 maart 2021bij Primark Netherlands BV (Primark) gewerkt voor 21 uren. Hiervoor ontving hij een vergoeding van
€ 746,79.
2. Voor de periode maart tot en met augustus 2021 (periode in geding) heeft verweerder de aanvraag afgewezen en vastgesteld dat eiser geen recht heeft op de gevraagde studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs, lening en reisvoorziening omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet. Volgens verweerder kan eiser in aanmerking komen voor Nederlandse studiefinanciering als hij kan worden aangemerkt als migrerend werknemer of daarmee gelijkgesteld kan worden, maar eiser voldoet niet aan de daarvoor gestelde eisen omdat hij niet gemiddeld ten minste 56 uren per maand betaald werk heeft verricht op grond van een arbeidscontract of als zelfstandige. Hij voert zijn werkzaamheden bij TMF uit op basis van een stageovereenkomst en dit valt niet te kwalificeren als reële en daadwerkelijk arbeid. Eiser had los hiervan voor studiefinanciering in aanmerking kunnen komen als hij vijf jaar of langer in Nederland woont, maar ook dat is niet het geval.
3.1.
Eiser heeft, samengevat, aangevoerd dat hij als migrerend werknemer in aanmerking dient te komen voor studiefinanciering omdat het werk dat hij bij TMF op basis van een stagecontract deed, moet worden aangemerkt als reële en daadwekelijke arbeid. Verder stelt eiser dat hij in de maand maart, enkel al op basis van zijn dienstverband bij Primark dient te worden aangemerkt als migrerend werknemer nu hij in die maand meer dan de helft van de voor hem geldende bijstandsnorm heeft verdiend voor eveneens reële en daadwerkelijke arbeid (de geldende bijstandsnorm vanaf januari 2021 is: € 1.075,44). In de overige maanden werkte eiser 40 uur per week, wat boven de urennorm is die gehanteerd wordt. Onder verwijzing naar diverse arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft eiser betoogd dat hij als migrerend werknemer dient te worden aangemerkt.
3.2.
Ten behoeve van de zitting heeft eiser nog een verklaring van de Finance Process Development Manager van TMF van 4 maart 2022 overgelegd waarin wordt omschreven wat de taken en activiteiten van eiser waren en dat eiser ten aanzien daarvan onder toezicht stond.
4.1.
EU-studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) komen op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking voor studiefinanciering.
4.2. In de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap (de Beleidsregel) staat dat iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 56 uur gemiddeld per maand houdt verweerder tot een hoogte van één maand rekening met vakanties en eventuele ziekte.
4.3.
Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet vastomlijnd. Het Europese Hof van Justitie (het Hof) heeft een ruim kader geschetst waarbinnen de toetsing van het feit of een persoon als migrerend werknemer moet worden beschouwd, zich dient te bewegen. Het Hof heeft geoordeeld dat het begrip ‘werknemer’ een communautaire inhoud heeft en dat het niet eng mag worden uitgelegd.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof is ‘werknemer’ in de zin van artikel 45 VWEU eenieder, en daaronder valt ook een persoon die een stage vervult, die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het Hof volgt ook dat van reële en daadwerkelijke arbeid sprake is als er een arbeidsverhouding is, waarbij iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en hiervoor een beloning ontvangt. De geringe hoogte van de beloning, de herkomst van de middelen waaruit deze betaald worden, de meer of minder grote productiviteit van betrokkene of het feit dat deze maar een klein aantal uren per week werkt, sluit niet uit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. Zie in dit kader de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700).
5. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden is of eiser kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. Afgezien van de nationaliteitseis is niet in geschil dat eiser overigens aan de voorwaarden voor studiefinanciering voldoet.
6. Uit wat hierboven onder 1.3 t/m 1.6 is opgenomen volgt dat eiser voor wat betreft zijn werk bij TMF concreet taken en verantwoordelijkheden had die hij onder toezicht moest uitvoeren en voorts dat hij gegeven aanwijzingen diende op te volgen en dat hij de in de organisatie geldende regels diende na te leven. De rechtbank oordeelt op grond hiervan dat eiser onder gezag en toezicht van TMF stond. De vergoeding van € 530,- die eiser maandelijks van TMF ontving, is te beschouwen als een beloning voor de verrichte diensten en voor de verplichtingen die het vervullen van de stage voor eiser meebracht. Het werk dat eiser heeft gedaan bij TMF werd niet gedaan in het kader van de opleiding, maar met het oog daarop op het opdoen van praktische kennis. Wat het werk van eiser bij Primark betreft volgt uit de Beleidsregel dat eiser voor de maand maart ook via deze weg dient te worden aangemerkt als migrerend werknemer. Eiser heeft immers in die maand meer dan de helft van de voor hem geldende bijstandsnorm verdiend.
7. Het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een arbeidsverhouding gelet op de geringe vergoeding die eiseres ontvangt, wordt niet gevolgd. In de hiervoor onder 4.4 genoemde vaste rechtspraak geldt immers dat een geringe beloning niet uitsluit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van de VWEU wordt aangemerkt. De rechtbank stelt in dit kader overigens vast dat eiser voor de gehele periode waarvoor studiefinanciering is gevraagd aan de urennorm heeft voldaan op grond waarvan een studerende ‘zonder meer’ de status van migrerend werknemer heeft. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de door eiser ontvangen vergoeding niet meer relevant is voor de beoordeling of sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid. De stelling van verweerder dat alleen aan deze urennorm is voldaan als de uren waar het om gaat ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ betreft, is niet terug te vinden in de Beleidsregel en die volgt de rechtbank niet.
8. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat voldaan is aan de voorwaarden om als migrerend werknemen te worden aangemerkt. Eiser heeft bij zowel TMF als Primark reële en daadwerkelijke arbeid verricht, op grond waarvan hij in aanmerking dient te komen voor de door hem verzochte studiefinanciering.
9. Verweerder heeft eiser dus ten onrechte niet als migrerend werknemer aangemerkt. Dit betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal aan eiser studiefinanciering moeten toekennen over de gevraagde periode. De rechtbank zal het primaire besluit van 2 april 2021 daarom herroepen en bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.059,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 6 mei 2022.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.