In deze zaak heeft eiseres, een EU-burger, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake haar recht op studiefinanciering. De rechtbank Rotterdam heeft op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had aanvankelijk studiefinanciering aangevraagd voor de periode van augustus 2019 tot en met december 2020, maar kreeg te maken met meerdere afwijzingen op basis van de nationaliteitseis. De minister had haar studiefinanciering voor bepaalde periodes toegekend, maar ook afgewezen, wat leidde tot een bezwaarprocedure. Eiseres stelde dat zij als migrerend werknemer moest worden aangemerkt, omdat zij reële en daadwerkelijke arbeid had verricht. De rechtbank oordeelde dat de berichten van de minister over de studiefinanciering geen besluiten waren in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bezwaar van eiseres tegen deze berichten niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang meer had, omdat de minister uiteindelijk studiefinanciering had toegekend vanaf april 2020. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de minister in de proceskosten van eiseres, die op € 2.059,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.