ECLI:NL:RBROT:2022:3426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/10/632998 / FA RK 22-749 en C/10/632921 / FA RK 22-712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsrecht in een complexe echtscheiding met minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 april 2022, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de zorgregeling en het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2011. De man en de vrouw, die in 2018 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor herstel van contact tussen de vader en de minderjarige, en heeft daarom besloten dat het JeugdOndersteuningsTeam (JOT) de begeleiding van de ouders en de minderjarige moet hervatten. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 zijn beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om een voorlopige zorgregeling en informatie- en consultatieregeling afgewezen, maar heeft wel een voorlopige zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat de minderjarige elke dinsdag van 17:00 tot 19:00 uur bij de vader verblijft, met uitbreiding van de regeling na vijf contactmomenten. De vrouw had verzocht om een eenhoofdig gezag, maar trok dit verzoek in tijdens de behandeling. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor hulpverleningstrajecten afgewezen, omdat deze niet langer actueel waren. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden voor negen maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn verzocht om constructief contact te onderhouden ten behoeve van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/632998 / FA RK 22-749
C/10/632921 / FA RK 22-712
Beschikking van 26 april 2022 betreffende het ouderlijk gezag, de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan wel de regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht, de informatie- en consultatieregeling en vervangende toestemming
in de zaken van:
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. J.F.M. van Weegberg te 's-Gravenhage,
t e g e n
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Oostvoorne.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de procedure met zaak-/rekestnummer C/10/632998 / FA RK 22-749:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 2 februari 2022.
in de procedure met zaak-/rekestnummer C/10/632921 / FA RK 22-712:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 31 januari 2022;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen van 17 maart 2022.
in beide procedures:
- het bericht met bijlagen van de vrouw van 21 maart 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op 23 maart 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een brief van de Praktijk Kinder- en Jeugdpsychiatrie overgelegd.
1.4.
De minderjarige is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft op 22 maart 2022 met de kinderrechter gesproken.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 30 augustus 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 25 juli 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben op 22 maart 2019 het ouderschapsplan van 12 januari 2018 respectievelijk 16 januari 2018 voor wat betreft de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) gewijzigd.

3..De beoordeling

In de voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv
3.1.
Z
orgregeling, informatie- en consultatieregeling
3.1.1.
De man verzoekt om een voorlopige zorgregeling te bepalen en om een voorlopige informatie- en consultatieregeling, op straffe van een dwangsom en te bepalen dat de beschikking ten aanzien van de zorgregeling ten uitvoer kan worden gelegd met behulp van de sterke arm.
3.1.2.
Op grond van artikel 223 Rv kan tijdens een lopende procedure iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van de procedure. De rechtbank moet beoordelen of aan de minimumvereisten is voldaan, te weten: aanhangig zijn van een hoofdverzoek, samenhang met het hoofdverzoek en (spoedeisend) belang.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan voormelde minimumvereisten. De man is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
3.1.3.
De rechtbank gaat over tot de behandeling van de verzoeken van partijen in de bodemprocedure en zal daarom het verzoek van de man in het kader van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv afwijzen bij gebrek aan belang.
In de bodemprocedures
3.2.
Gezag en vervangende toestemming behandelingen en trajecten
3.2.1.
De vrouw verzoekt primair te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt en subsidiair om vervangende toestemming voor aanmelding en/of voortzetting van de navolgende hulpverleningstrajecten:
  • betrokkenheid en begeleiding door het Jeugd Ondersteuningsteam van de gemeente Nissewaard (hierna: het JOT);
  • de training van Alles Kidzzz;
  • begeleiding voor dyslexie;
  • behandeling bij de Praktijk voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (PKJP);
  • behandeling en begeleiding bij de Genderpoli van het VUMC in Amsterdam.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.2.4.
De vrouw geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het verzoek tot eenhoofdig ouderlijk gezag in een andere situatie is gedaan dan waarin partijen zich momenteel bevinden. Zij trekt haar verzoek derhalve in. Om die reden wijst de rechtbank dit verzoek af. Het subsidiaire verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor aanmelding en voortzetting voor de hulptrajecten wordt eveneens afgewezen bij gebrek aan belang. De rechtbank overweegt als volgt:
  • de man heeft nogmaals zijn toestemming verleend voor de hulpverlening van het JOT. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat zij dit traject opnieuw zullen starten;
  • de man heeft onweersproken gesteld dat de training van Alles Kidzzz reeds is afgerond;
  • tussen partijen is niet in geschil dat de begeleiding voor dyslexie is gestopt door de begeleider vanwege de hoeveelheid aan betrokken hulpverleners;
  • uit de brief van het PKJP van 23 maart 2022 blijkt dat zij eerst adviseert om te starten met het hulpverleningstraject Kinderen uit de Knel of Enver Scheiding en Omgang met als doel te werken aan het creëren van rust in het gezinssysteem in het belang van de minderjarige. Indien nodig kan daarna psychologische hulp voor de minderjarige worden ingezet;
De rechtbank zal tot slot het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor de behandeling en begeleiding bij de Genderpoli van het VUMC in Amsterdam afwijzen, omdat dit niet langer actueel is. De minderjarige heeft in een gesprek met de kinderrechter uitgelegd dat hij niet meer een meisje wil worden. De vrouw heeft bevestigd dat dit klopt.
3.3.
Zorgregeling
3.3.1.
De man verzoekt om wijziging zorgregeling, in die zin dat de minderjarige bij de man verblijft als volgt:
  • elke dinsdag van circa 17:00 uur tot 19:00 uur;
  • elke donderdag uit school tot vrijdag naar school;
  • een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • de eerste drie weken van de zomervakantie en de eerste week van de kerstvakantie;
  • tijdens Vaderdag, de verjaardag van de man en de verjaardag van de minderjarige om en om.
3.3.2.
Verder verzoekt de man om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de zorgregeling en te bepalen dat de beschikking ten aanzien van de zorgregeling ten uitvoer kan worden gelegd met behulp van de sterke arm.
3.3.3.
De vrouw verzoekt om de man het recht op omgang met de minderjarige voor onbepaalde tijd te ontzeggen, althans voor de duur van een jaar, althans de zorgregeling zodanig te wijzigen dat deze zal inhouden dat de minderjarige niet meer bij de man zal hoeven te verblijven.
3.3.4.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject Kinderen uit de Knel. De rechtbank zal hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit hulpverleningstraject, zoals is vermeld in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
3.3.6.
De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen op de hierna vermelde wijze.
3.3.7.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak (in eerste instantie) in afwachting van de resultaten van dit hulpverleningstraject pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden.
3.3.8.
Indien het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgdragen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank. De rechtbank zal, indien het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank, zonder nadere mondelinge behandeling, een eindbeschikking.
3.3.9.
Indien het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd dan wel de doelen niet (geheel) zijn behaald, zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad. De raad zal aan de hand van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te informeren of een raadonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
3.3.10.
Een raadsonderzoek blijft achterwege indien de rechter meent voldoende ingelicht te zijn om een eindbeschikking te geven. De rechtbank zal de raad hierover berichten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft geïnformeerd over de noodzakelijkheid van een raadsonderzoek. De rechtbank bericht de raad slechts indien zij geen raadsonderzoek nodig acht.
3.3.11.
Indien de rechtbank met de raad een onderzoek noodzakelijk acht, geldt deze beschikking als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te verrichten, indien het hulpverleningstraject (deels) niet is geslaagd. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval volgt dus een nadere aanhouding van de zaak.
3.3.12.
Gelet op het vorenstaande wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, indien het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, aan de rechtbank advies uit te brengen ter beantwoording van de navolgende vragen:
  • Welke zorgregeling komt het meest tegemoet aan het belang van de minderjarige?
  • Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te vermelden?
3.3.13.
Na ontvangst van het raadsrapport zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
3.3.14.
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen gesproken over het contactherstel tussen de man en de minderjarige. De vrouw heeft aangegeven dat zij hiervoor openstaat. Partijen zijn een voorlopige zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat de minderjarige elke dinsdag bij de man verblijft en eet van 17:00 uur tot 19:00 uur. De voorlopige zorgregeling vangt aan op de eerste dinsdag na datum van de beschikking, te weten op dinsdag 3 mei 2022. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat deze zorgregeling wordt uitgebreid, in die zin dat de minderjarige na vijf contactmomenten met de man ook één zaterdag in de twee weken bij de man verblijft van 10:00 uur tot 19:00 uur en bij de man eet. Deze uitbreiding vangt aan op zaterdag 4 juni 2022. Daarnaast zal de minderjarige ook op Vaderdag bij de man zijn van 10:00 uur tot 19:00 uur. Tijdens de mondelinge behandeling was niet duidelijk op welke termijn met de Kinderen uit de Knel kan worden gestart. Partijen vinden het echter van belang dat het contactherstel tussen de man en de minderjarige hierop niet kan wachten. Partijen hebben daarom tijdens de mondelinge behandeling ook afgesproken dat zij het JOT zullen vragen de begeleiding van de man, de vrouw en de minderjarige op korte termijn weer op te pakken. Dit met als doel het contactherstel van de minderjarige te monitoren. Door alles wat er de afgelopen periode is gebeurd heeft de minderjarige namelijk gezegd dat hij op dit moment geen contactherstel wil. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd met de medewerker van het JOT contact op te nemen en hem in te lichten over wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken en afgesproken.
3.3.15.
De man heeft zijn verzoek om een dwangsom en de tenuitvoerlegging van de beschikking met behulp van de sterke arm ingetrokken. De rechtbank zal deze verzoeken om die reden afwijzen.
3.4.
Informatie- en consultatieregeling
3.4.1.
De man verzoekt een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, op straffe van een dwangsom.
3.4.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.4.3.
Op grond van artikel 1:253a lid 2 sub c BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen over de wijze waarop informatie over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
3.4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek ingetrokken. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
3.5.
Medewerking aan begeleidingstrajecten en onderzoeken.
3.5.1.
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw haar onvoorwaardelijke medewerking moet verlenen aan alle in redelijkheid door de rechtbank te bepalen begeleidingstrajecten, onderzoeken of anderszins op te leggen maatregelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat hij het niet nakomt.
3.5.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.5.3.
De rechtbank wijst het verzoek van de man af. Niet gesteld of gebleken is dat de vrouw niet wil meewerken aan bepaalde trajecten of onderzoeken.
3.6.
Proceskosten
3.6.1.
Omdat nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4..De beslissing

De rechtbank:
in de voorlopige voorziening:
4.1.
wijst de verzoeken van de man af.
in beide zaken (bodemprocedures):
4.2.
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn als volgt:
- vanaf dinsdag 3 mei 2022 iedere dinsdag van 17:00 uur tot 19:00 uur, welke regeling wordt uitgebreid vanaf zaterdag 4 juni 2022 met één zaterdag in de twee weken van 10:00 uur tot 19:00 uur en Vaderdag van 10:00 uur tot 19:00 uur;
4.3.
wijst af de verzoeken van de man ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling, de dwangmiddelen en medewerking aan begeleidingstrajecten en onderzoeken;
4.4.
wijst af het verzoek van de vrouw ten aanzien van het ouderlijk gezag en de vervangende toestemming voor behandelingen en trajecten;
4.5.
stelt vast dat partijen, te weten:
[naam man],
wonende te [postcode man] [woonplaats] , [adres man] ,
en
[naam vrouw],
wonende te [postcode vrouw] [woonplaats] , [adres vrouw] ;
4.6.
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het hulpverleningstraject Kinderen uit de Knel en dat het routeringspunt zorgdraagt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
4.7.
bepaalt dat partijen met behulp van dit hulpverleningstraject bewerkstelligen dat zij op een constructieve manier contact onderhouden met elkaar ten behoeve van de minderjarige en de minderjarige onbelast contact heeft met beide partijen;
4.8.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
t.a.v. het routeringspunt
Dynamostraat 16, 3083 AK Rotterdam
e-mailadres: zorgbemiddeling@jbrr.nl;
4.9.
bepaalt dat het routeringspunt vóór na te melden pro-formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een afschrift aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, indien het hulpverleningstraject niet dan wel deels is geslaagd;
4.10.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een afschrift daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
4.11.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van een geslaagd hulpverleningstraject, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren;
4.12.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject:
- te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen;
- de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren; en
- indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel; en
- daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen,
met dien verstande dat de rechtbank kan beslissen, mits voldoende ingelicht, om zonder voormeld raadsonderzoek een eindbeschikking te geven;
4.13.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.14.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot
1 februari 2023 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Mühlbacher op 26 april 2022.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.