3.3.Zorgregeling
3.3.1.De man verzoekt om wijziging zorgregeling, in die zin dat de minderjarige bij de man verblijft als volgt:
- elke dinsdag van circa 17:00 uur tot 19:00 uur;
- elke donderdag uit school tot vrijdag naar school;
- een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- de eerste drie weken van de zomervakantie en de eerste week van de kerstvakantie;
- tijdens Vaderdag, de verjaardag van de man en de verjaardag van de minderjarige om en om.
3.3.2.Verder verzoekt de man om een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de zorgregeling en te bepalen dat de beschikking ten aanzien van de zorgregeling ten uitvoer kan worden gelegd met behulp van de sterke arm.
3.3.3.De vrouw verzoekt om de man het recht op omgang met de minderjarige voor onbepaalde tijd te ontzeggen, althans voor de duur van een jaar, althans de zorgregeling zodanig te wijzigen dat deze zal inhouden dat de minderjarige niet meer bij de man zal hoeven te verblijven.
3.3.4.De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3.5.Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject Kinderen uit de Knel. De rechtbank zal hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit hulpverleningstraject, zoals is vermeld in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
3.3.6.De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen op de hierna vermelde wijze.
3.3.7.De rechtbank zal de behandeling van de zaak (in eerste instantie) in afwachting van de resultaten van dit hulpverleningstraject pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden.
3.3.8.Indien het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgdragen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank. De rechtbank zal, indien het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank, zonder nadere mondelinge behandeling, een eindbeschikking.
3.3.9.Indien het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd dan wel de doelen niet (geheel) zijn behaald, zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad. De raad zal aan de hand van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te informeren of een raadonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
3.3.10.Een raadsonderzoek blijft achterwege indien de rechter meent voldoende ingelicht te zijn om een eindbeschikking te geven. De rechtbank zal de raad hierover berichten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft geïnformeerd over de noodzakelijkheid van een raadsonderzoek. De rechtbank bericht de raad slechts indien zij geen raadsonderzoek nodig acht.
3.3.11.Indien de rechtbank met de raad een onderzoek noodzakelijk acht, geldt deze beschikking als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te verrichten, indien het hulpverleningstraject (deels) niet is geslaagd. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval volgt dus een nadere aanhouding van de zaak.
3.3.12.Gelet op het vorenstaande wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, indien het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, aan de rechtbank advies uit te brengen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Welke zorgregeling komt het meest tegemoet aan het belang van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te vermelden?
3.3.13.Na ontvangst van het raadsrapport zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
3.3.14.Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen gesproken over het contactherstel tussen de man en de minderjarige. De vrouw heeft aangegeven dat zij hiervoor openstaat. Partijen zijn een voorlopige zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat de minderjarige elke dinsdag bij de man verblijft en eet van 17:00 uur tot 19:00 uur. De voorlopige zorgregeling vangt aan op de eerste dinsdag na datum van de beschikking, te weten op dinsdag 3 mei 2022. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat deze zorgregeling wordt uitgebreid, in die zin dat de minderjarige na vijf contactmomenten met de man ook één zaterdag in de twee weken bij de man verblijft van 10:00 uur tot 19:00 uur en bij de man eet. Deze uitbreiding vangt aan op zaterdag 4 juni 2022. Daarnaast zal de minderjarige ook op Vaderdag bij de man zijn van 10:00 uur tot 19:00 uur. Tijdens de mondelinge behandeling was niet duidelijk op welke termijn met de Kinderen uit de Knel kan worden gestart. Partijen vinden het echter van belang dat het contactherstel tussen de man en de minderjarige hierop niet kan wachten. Partijen hebben daarom tijdens de mondelinge behandeling ook afgesproken dat zij het JOT zullen vragen de begeleiding van de man, de vrouw en de minderjarige op korte termijn weer op te pakken. Dit met als doel het contactherstel van de minderjarige te monitoren. Door alles wat er de afgelopen periode is gebeurd heeft de minderjarige namelijk gezegd dat hij op dit moment geen contactherstel wil. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd met de medewerker van het JOT contact op te nemen en hem in te lichten over wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken en afgesproken.
3.3.15.De man heeft zijn verzoek om een dwangsom en de tenuitvoerlegging van de beschikking met behulp van de sterke arm ingetrokken. De rechtbank zal deze verzoeken om die reden afwijzen.