Wat de rechtbank vindt
12
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 17 juni 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
13. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
14. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. In haar beoordeling heeft zij onder andere gebruik gemaakt van medische informatie, die zij heeft ontvangen van [naam 1], klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGZ Delfland van 28 januari 2020 en informatie van [naam 2], GZ-psycholoog in opleiding tot psychotherapeut bij PSYQ van 21 januari 2020.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 5 april 2020 (lees: 2021) heroverwogen. Hij heeft het dossier en de daarin aanwezige informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. In bezwaar is nog een aanvullende brief van 12 maart 2021 van [naam 1] ontvangen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
16. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
17. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de belastbaarheid van eiser vergelijkbaar is met de FML van 1 januari 2018. Zij motiveert dat uit de informatie van GGZ Delfland blijkt dat eiser nog aandachtsproblemen ervaart, maar dat er geen diagnose ADHD is gesteld. Er wordt door GGZ Delfland geprobeerd om de aandachtsproblemen van eiser te behandelen, hij is hiervoor dus nog niet uitbehandeld. De hoofddiagnose bij eiser is andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met dysthymie als bijkomende diagnose. De verzekeringsarts heeft weergegeven dat zij met de vooral mentale beperkingen bij het vaststellen van belastbaarheid rekening heeft gehouden.. De verzekeringsarts heeft daarnaast aangegeven dat zij op preventieve gronden nog beperkingen van de luchtwegen heeft aangenomen. Volgens de verzekeringsarts werden er geen beperkingen meer aan de handen van eiser geobjectiveerd en er was daarom geen reden om hier nog beperkingen voor te geven. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren.
18
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 5 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij rapporteert dat hem niet is gebleken dat de verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidssituatie van eiser. Volgens hem heeft de verzekeringsarts bij de vaststelling van eisers belastbaarheid de medische beperkingen van eiser juist en volledig in acht genomen. Hij licht toe dat uit de in de bezwaarprocedure opgevraagde gegevens van de behandelaars niet blijkt dat de gezondheidstoestand en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende beperkingen op de datum in geding anders waren dan door de verzekeringsarts is aangegeven.
19. Eiser voert aan dat het UWV meer beperkingen had moeten aannemen voor werktijden en in de rubrieken 1 en 2 van de FML. Op de zitting heeft eiser op dit punt toegelicht dat de urenbeperking ten onrechte is opgeheven. Hij volgde in 2020, en ook ten tijde van de datum in geding, verschillende behandelingen. Dat dit traject niet meer zo intensief was als in 2014, komt ook omdat hij op een wachtlijst stond voor de voor hem passende en noodzakelijke behandeling. Dit betekent volgens eiser niet dat de urenbeperking niet meer nodig is, hij heeft immers nog steeds elke twee weken behandeling. Volgens eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet de juiste conclusies aan de brieven van zijn behandelaren verbonden. Vanwege zijn aandachtdeficiëntieproblemen zouden tenminste beperkingen voor het verdelen van de aandacht moeten worden opgenomen.
20. Het UWV heeft, naar aanleiding van vragen van de rechtbank, in beroep aanvullend toegelicht wat de achtergrond was voor het opnemen van een urenbeperking in 2015. De redenen destijds waren een intensieve behandeling, ver van zijn woonplaats en een toen mentaal noodzakelijke preventieve urenbeperking. Deze omstandigheden waren op de datum in geding niet meer aan de orde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit ook toegelicht in zijn rapport. Hij heeft uiteengezet dat geen sprake meer is van een intensieve behandeling waarbij vanwege verminderde beschikbaarheid voor arbeid (op de tijden van de behandelingen) een urenbeperking toegekend zou moeten worden. Ook ziet hij geen grond om aan te nemen dat eiser te kampen heeft met een dermate ernstig ziektebeeld, waarvoor een structurele recuperatiebehoefte geldt. Volgens de geldende “standaard verminderde arbeidsduur” wordt een urenbeperking pas toegekend als er sprake is van een ernstige aandoening, die gepaard gaat met ernstig energieverlies, zoals bij een ernstige hart- en longafwijking of een vitale depressie. Daarvan is bij eiser geen sprake. Eiser heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsartsen zich niet op juiste wijze rekenschap hebben gegeven van de pijn en klachten aan zijn handen en polsen. Daarbij is van belang dat de verzekeringsarts kennis heeft genomen van de beschikbare informatie in het dossier en eisers eigen toelichting tijdens spreekuur. Zij heeft ook lichamelijk onderzoek gedaan. Tijdens de hoorzitting heeft eiser vervolgens aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd welke klachten en belemmeringen hij ervaart aan de handen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft nadien met eiser telefonisch contact gehad in verband met het opvragen van medische informatie bij de behandelaar van de handklachten, waarna eiser te kennen heeft gegeven dat hij sinds jaren geen behandeling meer heeft en dat de huisarts niet op de hoogte is van deze huidige klachten. Eiser heeft tijdens de zitting hieraan nog toegevoegd dat hij niet in behandeling is, omdat de artsen hem hebben gezegd niets meer voor hem kunnen doen, maar die stelling is onvoldoende om de beoordeling van de belastbaarheid voor onjuist te houden.
21. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de ontvangen medische informatie onjuist hebben beoordeeld. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiser ook niet (met medische stukken) onderbouwd.
22. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
De arbeidskundige beoordeling
23. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 17 juni 2020 met de middelste van deze functies 94,84% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als schoonmaakhulp, zodat eiser voor de overige 5,16% arbeidsongeschikt is.