ECLI:NL:RBROT:2022:4127
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikkingen en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van onroerende zaken, beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling. De heffingsambtenaar had bij aanslagbiljet van 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaken voor 2021 vastgesteld en de bijbehorende aanslagen opgelegd. Eiseres had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar op 27 mei 2021 gegrond werd verklaard, waarbij de aanslagen en beschikkingen werden vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 265,- werd toegekend aan eiseres. Eiseres was het echter niet eens met de hoogte van deze proceskostenvergoeding en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 februari 2022 heeft eiseres haar gronden in een eerdere brief laten vallen, behalve het verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Eiseres voerde aan dat zij ten onrechte niet was gehoord in bezwaar en dat de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding te laag was vastgesteld. De rechtbank overwoog dat er geen hoorplicht bestond voor de kostenvergoeding, aangezien het bezwaar volledig was gehonoreerd. Ook werd vastgesteld dat de wegingsfactor van 1 voor de proceskostenvergoeding terecht was, omdat het bezwaar tegen meerdere aanslagen als één bezwaar werd beschouwd.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een hogere wegingsfactor of voor het toekennen van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier, op 27 mei 2022.