ECLI:NL:RBROT:2022:4236
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet na vondst van harddrugs
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de burgemeester van Rotterdam. De zaak betreft de sluiting van de woning van de eiser op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning. De burgemeester had op 1 april 2021 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning voor zes maanden gesloten werd. Dit besluit werd door de burgemeester in een later besluit, op 22 september 2021, gehandhaafd, ondanks het bezwaar van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de overtreding en de hoeveelheid aangetroffen drugs, die 460 gram cocaïne en 2072 gram versnijdingsmiddelen omvatte. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten, en dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat de sluiting onzorgvuldig en onevenredig was, en concludeerde dat de gevolgen van de sluiting voor de eiser niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met de sluiting werden nagestreefd. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.