Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift, ter griffie binnengekomen op 21 februari 2022, met producties 1 tot en met 27;
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 51;
- de bij brief van 12 april 2022 toegezonden aanvullende producties 28 tot en met 34 van [verzoekster] ;
- de bij brief van 14 april 2022 toegezonden aanvullende producties, genummerd 36 tot en met 41 van [verweerder] .
2..De feiten
3..Het verzoek
4..Het verweer
5..De beoordeling
“It was [verzoekster] . who destroyed the employment relationship”.Het standpunt van [verweerder] dat de arbeidsrelatie niet ernstig en duurzaam verstoord is, deelt de kantonrechter niet. Ter zitting is gebleken dat er geen mogelijkheden meer bestaan voor een vruchtbare samenwerking en dat elk perspectief op een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst ontbreekt, waarmee de noodzaak voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gegeven is.
valt niet uit te sluiten dat in het geval [verzoekster] wél een redelijk voorstel aan [verweerder] zou hebben gedaan, de arbeidsverhouding ook verstoord zou zijn geraakt, wanneer [verweerder] zou zijn blijven volharden in zijn standpunt omtrent het niet vervallen van de functie van Inspecteur. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verstoring van de arbeidsverhouding in overwegende mate aan [verzoekster] te wijten is of dat sprake is van een situatie zoals in de wetsgeschiedenis wordt genoemd. Van ernstig verwijtbaar handelen door [verzoekster] is dan ook geen sprake.