In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Stichting Woonbron. De eiser, die ernstige overlast ervaart van de bovenliggende woning, heeft Woonbron aangesproken op haar verplichtingen om deze overlast te verhelpen. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis van 4 februari 2022, waarin werd vastgesteld dat Woonbron verplicht is om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de overlast te beëindigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2022 heeft de eiser zijn vordering gewijzigd, waarbij hij Woonbron verzocht om werkzaamheden uit te voeren zoals vastgesteld in een deskundigenbericht van 4 november 2021. Dit deskundigenbericht concludeerde dat de scheidingsvloer tussen de woningen niet voldeed aan de eisen van geluidwering en dat er verschillende maatregelen getroffen moesten worden om aan de normen te voldoen. Woonbron heeft geen verweer gevoerd tegen de inhoud van het deskundigenbericht, maar betwijfelde of de voorgestelde maatregelen effectief zouden zijn. De kantonrechter heeft de conclusies van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat Woonbron binnen drie maanden na betekening van het vonnis de noodzakelijke werkzaamheden moet uitvoeren, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast is Woonbron veroordeeld in de proceskosten en de kosten van het deskundigenonderzoek. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het méér of anders gevorderde is afgewezen.