ECLI:NL:RBROT:2022:4355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
8749220 / CV EXPL 20-31556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van Woonbron tot het verrichten van werkzaamheden na deskundigenbericht inzake geluidsoverlast

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Stichting Woonbron. De eiser, die ernstige overlast ervaart van de bovenliggende woning, heeft Woonbron aangesproken op haar verplichtingen om deze overlast te verhelpen. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis van 4 februari 2022, waarin werd vastgesteld dat Woonbron verplicht is om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de overlast te beëindigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2022 heeft de eiser zijn vordering gewijzigd, waarbij hij Woonbron verzocht om werkzaamheden uit te voeren zoals vastgesteld in een deskundigenbericht van 4 november 2021. Dit deskundigenbericht concludeerde dat de scheidingsvloer tussen de woningen niet voldeed aan de eisen van geluidwering en dat er verschillende maatregelen getroffen moesten worden om aan de normen te voldoen. Woonbron heeft geen verweer gevoerd tegen de inhoud van het deskundigenbericht, maar betwijfelde of de voorgestelde maatregelen effectief zouden zijn. De kantonrechter heeft de conclusies van de deskundige overgenomen en geoordeeld dat Woonbron binnen drie maanden na betekening van het vonnis de noodzakelijke werkzaamheden moet uitvoeren, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast is Woonbron veroordeeld in de proceskosten en de kosten van het deskundigenonderzoek. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8749220 / CV EXPL 20-31556
uitspraak: 26 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger, te Rotterdam,
tegen
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram, te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ respectievelijk ‘Woonbron’.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 4 februari 2022 met de daarin genoemde processtukken;
  • het e-mailbericht van 31 maart 2022 met de ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden producties van [eiser] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 april 2022. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Woonbron zijn dhr. [persoon A] en dhr. [persoon B] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Woonbron. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in het vonnis van 4 februari 2022 is overwogen en beslist. Dit wordt hier als overgenomen beschouwd.
2.2.
Niet in geschil is dat [eiser] (ernstige) overlast ervaart van de bewoner(s) van de bovengelegen woning (nr. 238), welk appartement gehuurd wordt door [persoon C] . Zoals in het tussenvonnis van 19 maart 2021 onder rechtsoverweging 5.3. is overwogen, is Woonbron verplicht om alles te doen wat in haar vermogen ligt om de stoornis in het huurgenot van [eiser] te beëindigen.
2.3.
In dat tussenvonnis is eveneens overwogen dat de primaire vordering van [eiser] om Woonbron te veroordelen een ontruimingsprocedure te starten jegens [persoon C] een te zwaar middel is, zodat die vordering dient te worden afgewezen.
2.4.
Thans ligt daarom de subsidiaire vordering van [eiser] ter beoordeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2022 heeft [eiser] zijn subsidiaire vordering gewijzigd in die zin dat Woonbron wordt veroordeeld tot het verrichten van de werkzaamheden zoals vastgesteld in het deskundigenbericht van 4 november 2021 (hierna: het deskundigenbericht) binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Woonbron daarmee in gebreke blijft. Woonbron heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de eiswijziging.
2.5.
De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht geconcludeerd dat de scheidingsvloer tussen de woningen aan de [straatnaam] 228 en 238 te Rotterdam niet voldoet aan de gestelde eisen volgens het Besluit geluidwering gebouwen. Om te voldoen aan de gangbare normen voor appartementen uit 1987 in combinatie met een voldoende geluiddempende ondervloer moeten volgens de deskundige de volgende maatregelen worden getroffen:
aanbrengen van een geluiddempende ondervloer met ten minste een Δ Llin van 10 dB;
het verwijderen van één laag van de geluiddempende ondervloer in de grote slaapkamer;
een algeheel bouwtechnisch onderzoek van de gehele cementdekvloer in het appartement [straatnaam] 238.
2.6.
Woonbron heeft geen verweer gevoerd tegen de inhoud van het deskundigenbericht, al betwijfelt zij of de in het deskundigenbericht genoemde werkzaamheden zullen leiden tot vermindering van de geluidsoverlast. Tegelijkertijd heeft zij te kennen gegeven op dit moment geen andere oplossingen voorhanden te hebben, nu [eiser] niet is ingegaan op haar aanbod om voor hem een vervangende woonruimte elders te regelen.
2.7.
De kantonrechter acht de bevindingen en de conclusies van de deskundige, die daarop zijn gegrond, overtuigend en zal deze dan ook overnemen. Gelet op hetgeen partijen hieromtrent hebben aangevoerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding van de in het deskundigenrapport geformuleerde conclusies af te wijken. Uit deze bevindingen en conclusies kan – kort samengevat – worden afgeleid dat de scheidingsvloer tussen de woningen aan de [straatnaam] 228 en 238 niet voldoet aan de gestelde eisen en dat een aantal maatregelen moet worden getroffen om wel aan de gesteld eisen te voldoen.
2.8.
Gelet op de verhuurdersverplichting van Woonbron zoals genoemd onder 2.2. zal de subsidiaire vordering van [eiser] worden toegewezen. De termijn om aan deze veroordeling te voldoen wordt gesteld op drie maanden na betekening van het vonnis, aangezien er diverse werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en [persoon C] daaraan haar medewerking zal moeten verlenen. De door [eiser] gevorderde termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis is daarvoor te kort. De aan de veroordeling verbonden dwangsom zal worden gemaximeerd op € 10.000,00.
2.9.
Woonbron wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten alsmede de kosten voor het deskundigenonderzoek.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Woonbron tot het verrichten van de werkzaamheden zoals vastgesteld in het deskundigenbericht van 4 november 2021 (zie rechtsoverweging 2.5.) in de woning [straatnaam] 238 te Rotterdam, binnen drie maanden na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Woonbron daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld:
  • € 189,47aan verschotten (€ 83,00 aan griffierecht en € 106,47 aan explootkosten);
  • € 654,50 aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punt à € 187,00);
  • € 1.678,27 (incl. btw) aan kosten van het onderzoek door de deskundige;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555