ECLI:NL:RBROT:2022:4480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/4786
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewetuitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Ziektewetuitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had zich ziekgemeld als heftruckchauffeur en was van mening dat zijn ZW-uitkering ten onrechte was beëindigd. Het primaire besluit van het UWV, dat de eiser vanaf 9 februari 2021 geen recht meer had op een ZW-uitkering, was gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat het UWV volgens de rechtbank zorgvuldig had gehandeld bij de beoordeling van de belastbaarheid van de eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende onderzoek hebben gedaan naar de mogelijkheden en beperkingen van de eiser. De eiser had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat hij niet fysiek was onderzocht in bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld en dat de afwezigheid van een fysiek onderzoek niet leidde tot onzorgvuldigheid in de besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat de eiser in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen in de geduide functies, en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.

De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de ongeschiktheid voor de geduide functies verworpen. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies passend waren en dat de belastbaarheid van de eiser niet werd overschreden. De rechtbank heeft de beslissing van het UWV om de ZW-uitkering te beëindigen bevestigd en het beroep van de eiser ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
[naam ex-werkgever], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
ex-werkgever
(gemachtigde: mr. drs. E.C. Spiering).

Procesverloop

In het besluit van 8 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser vanaf 9 februari 2021 geen recht meer heeft op een Ziektewetuitkering (ZW-uitkering).
In het besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is samen met zijn partner en zijn coach ( [naam coach] ) verschenen. Verweerder en de ex-werkgever zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Voorafgaand aan het beroep
1.1.
Eiser is werkzaam geweest als heftruckchauffeur. Op 28 oktober 2019 heeft hij zich voor dit werk ziekgemeld. In het kader van een eerstejaars ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht. Op basis daarvan heeft de verzekeringsarts de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 oktober 2020, geldig per 23 oktober 2020, opgesteld, waarin de mogelijkheden en beperkingen van eiser zijn opgenomen.
1.2.
Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige onderzoek verricht. In de rapportage van 8 januari 2021 heeft hij uiteengezet dat eiser met zijn mogelijkheden en beperkingen zijn eigen arbeid niet meer kan verrichten. De arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die eiser zou kunnen verrichten, namelijk assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), medewerker tuinbouw (SBC-code 242030) en medewerker intern transport (SBC-code 111220). Aanvullend zijn de functies monteur printplaten (SBC-code 267051) en productiemedewerker papier, karton, drukkerij (SBC-code 111174) geduid. De arbeidsdeskundige heeft met deze functies vastgesteld dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, namelijk 77,52%.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
1.4.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek heeft verricht. In de rapportage van 19 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat bij eiser geen sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Ten aanzien van eisers medische situatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat aanvullende beperkingen dienen te worden opgenomen in de FML. De verzekeringsarts heeft de FML gewijzigd vastgelegd op 19 juli 2021, geldig per 23 oktober 2020.
1.5.
In de rapportage van 29 juli 2021 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. Op basis van dit onderzoek heeft hij de functie assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041) laten vervallen. Binnen de resterende SBC-codes zijn functies geselecteerd die eiser met zijn mogelijkheden en beperkingen zou kunnen verrichten. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat eiser nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, namelijk 73,33%.
1.6.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Het beroepschrift
2. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Hij verzoekt met klem om een nader fysiek onderzoek omdat hij in bezwaar niet in persoon is onderzocht en hij naar zijn oordeel telefonisch niet goed heeft kunnen vertellen wat hij met zijn beperkingen wel en niet kan doen. Hij worstelt met vermoeidheid, concentratieproblemen en gevolgschade. Het verdelen van de aandacht en het onthouden zijn beperkt, net als het buigen en het tillen. Verder vindt eiser dat een urenbeperking moet worden aangenomen vanwege zijn energetische klachten. Daarnaast stelt eiser dat de geduide functies niet passend zijn. Hij kan niet omgaan met deadlines en productiepieken. Vanwege zijn beperkingen kan eiser geen heftruck meer bedienen. Indien de geduide functies zonder heftruck zouden worden verricht, dan wordt zijn fysieke belastbaarheid overschreden. Hij heeft (met ondersteuning) gezocht naar functies die hij zou kunnen verrichten. Zo is hij als vrijwilliger aan de slag gegaan voor één ochtend in de week voor de duur van vier uren. Dit is inmiddels uitgebreid naar twee ochtenden in de week. Na een ochtend heeft hij een middag nodig om bij te komen en heeft hij veel last van zijn energetische klachten. Hierdoor kan hij activiteiten in de privésfeer pas aan als hij voldoende rust heeft genomen. Hij hoopt te kunnen toewerken naar 20 uur per week, verspreid over vijf dagen.
Het wettelijk kader
3. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft bepaald dat eiser op de datum in geding, 9 februari 2021, meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
4.2.
Het onderzoek van de primaire verzekeringsarts is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese en lichamelijk en psychisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is bij de telefonische hoorzitting van 15 juli 2021 aanwezig geweest en heeft alle tot dan toe beschikbare medische informatie, onder meer afkomstig van de behandelend artsen, meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig verricht. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser in bezwaar niet fysiek heeft onderzocht, leidt niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3291, blijkt dat de enkele omstandigheid dat een zelfstandig medisch onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep achterwege is gebleven niet leidt tot de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. Ook in dit geval is geen reden om tot onzorgvuldigheid te concluderen. Daarbij is van belang dat eiser in de primaire fase op spreekuur is geweest bij een geregistreerd verzekeringsarts die hem lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. Daarnaast blijkt uit het verslag van de telefonische hoorzitting van 15 juni 2021 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser op deze hoorzitting heeft gesproken en hem vragen heeft gesteld over zijn klachten en de behandeling hiervan. Eiser heeft hierop onder meer toegelicht dat hij met name mentale problemen heeft, dat hij veel problemen op cognitief gebied ervaart, dat hij geen hartklachten heeft maar toch erg vermoeid is, dat hij bezig is met vrijwilligerswerk voor twee keer vier uur per week wat hij probeert uit te breiden en dat hij veel last heeft van zuurbranden bij het bukken en tillen. Mede op basis van deze nadere toelichting, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien de medische beperkingen uit te breiden voor onder meer diep bukken, zwaar tillen en dragen, het verdelen van de aandacht, regelmatige werktijden en geen nachtdiensten. Deze beperkingen heeft hij in de FML van 19 juli 2021 vastgesteld. In zijn rapport van 19 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarnaast voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van volledige arbeidson-geschiktheid. Er is geen sprake van opname in een ziekenhuis of een instelling, bedlederigheid, het ontbreken van iedere vorm van zelfredzaamheid of een ernstige psychische stoornis waardoor eiser ernstig disfunctioneert in de zin van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hiermee in bezwaar een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. In beroep heeft eiser ook geen andere informatie overgelegd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat dit onderzoek onzorgvuldig is geweest.
4.3.
Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat een urenbeperking moet worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 29 september 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat eiser op basis van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid geen indicatie heeft voor een urenbeperking omdat eiser niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen. Op basis van deze standaard kan een urenbeperking worden gesteld om energetische redenen (bijvoorbeeld op basis van een aangetoonde verminderde hart- of longfunctie), vanwege verminderde beschikbaarheid (bijvoorbeeld dagtherapie) of om preventieve redenen. In geval van eiseres is hiervan geen sprake. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat hoewel eiser twee hartinfarcten heeft gehad, deze hartinfarcten niet hebben geleid tot hartfalen en/of hartklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt daarnaast op basis van eisers dagactiviteitenverhaal en het verrichte (dossier)onderzoek voldoende inzichtelijk vast dat eiser weliswaar fysieke en psychische beperkingen heeft en slechts lichte arbeid kan verrichten, maar dat geen urenbeperking aan de orde is als eiser werkzaamheden verricht die vallen binnen de in de FML vastgestelde grenzen. Dat eiser, zoals hij heeft toegelicht, zijn werkzaamheden waarbij hij zonder druk en alleen klussen kan uitvoeren, slechts kan volhouden als hij ook voldoende rust neemt, biedt onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan deze conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aanvullende medische feiten ontbreken hiervoor.
4.4.
De beroepsgrond dat de geduide functies niet passend zijn omdat de geduide functies de fysieke belastbaarheid van eiser overschrijden, slaagt evenmin. In de aanvullende rapportage van 6 oktober 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk uiteengezet dat in de functie medewerker intern transport eisers belastbaarheid niet wordt overschreden. In het rapport vermeldt hij dat eiser op basis van de FML enkele keren per dag een deadline of productiepiek aankan, terwijl bij deze functie geen kenmerkende belasting is op veelvuldige deadlines en productiepieken. Hoogstens één keer per week gedurende een merendeel van het jaar (of meerdere keren per week gedurende een kortere periode van het jaar) is sprake van strikte oplevertijdstippen of verhoogde productie-eisen die een beduidend hogere inzet vragen dan normaal. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat bij deze functie geen sprake is van het rijden op een heftruck, zodat eisers belastbaarheid op dat punt niet wordt overschreden. Bij deze functie dient eiser een licht verrijdbare magazijnwagen te gebruiken om materiaal zoals boeken, blocnotes, dvd’s en mp4-spelers te verplaatsen. Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in deze functie geen grote of zware voorwerpen hoeven te worden getild of gehanteerd. Het tillen en dragen vindt plaats tot 3 kilogram. Ten aanzien van eisers cognitieve en energetische problemen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 29 juli 2021 voldoende toegelicht dat in de geduide functies geen sprake is van veelvuldige verstoringen door direct klantencontact of andere externe factoren. Omdat er geen direct klantcontact is, is daarmee ook geen sprake van conflicten die moeten worden gehanteerd. Ook is bij deze functies geen sprake van het moeten werken in een dwingend handelingstempo.
4.5.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep genoegzaam heeft gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn en eisers belastbaarheid niet overschrijden. Hieruit volgt dat eiser vanaf 9 februari 2021 in staat was om in de geduide functies meer dan 65% te verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft daarom terecht eisers ZW-uitkering met ingang van 9 februari 2021 beëindigd.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.